Het reusachtige badcomplex, vandaag bekend als de Thermen van Caracalla, maar in de oudheid aangeduid als de Thermae Antoninianae, werd gebouwd door de Romeinse keizer Septimius Severus en zijn zoon Caracalla. Omdat de badinrichting tijdens de regeerperiode van deze laatste werd geopend (in 217) is het thermencomplex naar hem vernoemd. Dit complex vormt zeker het opmerkelijkste bouwwerk uit de Severische tijd (193-235) en is zonder meer één van de imposantste monumenten uit de hele keizertijd.
Met zijn oppervlakte van ongeveer 11 ha waren de Thermen van Caracalla het grootste badcomplex dat tot dan was gebouwd. Er konden dagelijks 2.500 gasten terecht, waarvan er 1.600 tegelijk konden baden. De imposante ruïnes van de thermen met restanten van schitterende mozaïeken zijn in Rome nog steeds te zien aan Viale delle Terme di Caracalla. In de zomermaanden worden de ruïnes gebruikt voor het opvoeren van schilderachtige Italiaanse opera’s in open lucht.
De Thermen van Caracalla kunnen als het schoolvoorbeeld voor thermen gezien worden. Dit complex voldeed perfect aan alle eisen die in het algemeen aan de thermen in het Romeinse Rijk werden gesteld. De Thermen van Caracalla vallen echter op in de massa van badhuizen en thermen. Vooreerst zijn het keizerlijke thermen. Keizer Septimius Severus begon in 212 met de voorbereidingen van de bouw. Zijn zoon Caracalla voltooide het centrale gebouw, terwijl later de keizers Elagabalus en Severus Alexander de buitenste gedeeltes en de decoraties voltooiden.
Caracalla opende het complex in 217 met de naam Thermae Antoninianae. Antoninianae is afgeleid van de naam Marcus Aurelius Severus Antoninus Pius Felix Augustus. De Thermen van Caracalla zijn zelfs voor keizerlijke thermen uitzonderlijk vanwege de omvang, de locatie en de mogelijkheden die het badhuis de gasten kon aanbieden, maar vooral ook om de decoratieve afwerking.
Te beginnen met de omvang: het thermencomplex had een oppervlakte van 120.000 m². Zo’n groot bad kon, in tegenstelling tot eerder gebouwde thermen, onmogelijk in de stad worden gebouwd. Doordat de thermen destijds buiten de stad werden opgetrokken, verkeren ze vandaag nog in betrekkelijk goede staat. Het zijn natuurlijk ruïnes, maar met een beetje voorkennis omtrent de originele structuur kan je het hele complex behoorlijk goed in kaart brengen.
De thermen zijn vlakbij de Via Appia gebouwd, in een wijk waar de kapitaalkrachtigen van Rome woonden. De ruimte van het landelijk gelegen gebied bood de mogelijkheid om de thermen groots aan te pakken. Zo bevonden zich naast het badhuis ook twee bibliotheken, winkels, kantoren, tuinen, terrassen, de waterreservoirs en een speciaal aangelegd aquaduct, een directe aftakking van de Aqua Marcia, een centrale lijn naar Rome. Deze vertakking, die Aqua Antoniniana Iovia werd genoemd, verzorgde de watertoevoer van de thermen.
Het badhuis was indrukwekkend groot. De latere thermen van Diocletianus waren weliswaar nog groter en boden plaats aan 3.000 baders tegen 1.600 in de thermen van Caracalla die echter luxueuzer waren. Elke dag kwamen hier zowat 8.000 personen in opeenvolgende beurten even langs.
Het baden gebeurde in een bepaalde volgorde. Allereerst ging men naar het frigidarium (koude ruimte) waarna het tepidarium (warme ruimte) werd aangedaan en afsluitend werd er een heet bad genomen in het caldarium (hete ruimte). Het frigidarium was, zoals alle keizerlijke thermen, aan twee zijdes begrensd met een kruisgewelf opgebouwd uit een constructie van drie bogen. Het caldarium was imponerend om zijn centrale bouw die werd bekroond door een van brons vergulde koepel. Door de symmetrie zijn aan beide kanten van hoofdas gelijke ruimtes met gelijke doelen. Er waren zodoende twee routes die de bezoeker kon afleggen.
Na het bezoeken van de drie eerder genoemde baden, maakten de Romeinen gebruik van de overige faciliteiten, zoals zwemmen in het natatio (niet overdekt zwembad), sporten op het palaestrum, zonnen of wandelen. Naast de genoemde baden en de palaestra waren er ontvangstruimtes, kleedkamers, warmtekamers, zweetruimtes en massageruimtes. Het palaestrum werd aan drie zijden omringd door een zuilengalerij. Vanaf de zuilen was er een etage zodat de sporters van boven konden worden bekeken.
De thermen van Caracalla waren rijk gedecoreerd. Veel muren waren bekleed met marmer, mozaïeken of geschilderde stucco. Twee derde van de vloer was bedekt met vloermozaïeken. Er zouden zeer veel sculpturen geweest zijn, want naast vrijstaande beelden wordt aangenomen dat de 108 nissen gevuld waren met sculpturen. De vloeren van de vier hoofdruimtes, die op de centrale as van het gebouw liggen, waren bedekt met marmer. De mozaïeken waren voornamelijk geometrisch. Er zijn twee types mozaïeken te onderscheiden; zwart/witte en gekleurde mozaïeken. Een voorbeeld van een gekleurd mozaïek is het atletenmozaïek, dat nu in het Vaticaans museum te bezichtigen is.
Reeds in de oudheid werden de Thermen van Caracalla geroemd om hun technische perfectie en voor de kwaliteit, overvloed en zuiverheid van het water. Gedurende meer dan drie eeuwen werden ze beschouwd als een Romeins wonder. Nadat de Oost-Goten onder Vitiges in 537 de aquaducten hadden verwoest, konden de thermen bij gebrek aan water niet langer in gebruik blijven. De Thermen van Caracalla werden (zoals het lot van nog andere monumenten is geweest) een enorme kant-en-klare steengroeve.
Zo werd materiaal gebruikt voor de herbouw van de Santa Maria in Trastevere (1130-1143), de kapitelen van de gymnastiekzaal van de thermen, met bliksemschichten als symbool voor Jupiter werden verwerkt in de kathedraal van Pisa, en de Farnese-paus Paulus III (1534-1549) gebruikte materiaal van de thermen voor de bouw van de nieuwe Sint-Pietersbasiliek en voor Palazzo Farnese.
Na hun herontdekking aan het eind van de negentiende eeuw, besliste Mussolini in de periode 1936-1937 de ondergrondse tunnels van de thermen te versterken en in het midden van de ruïnes een operapodium neer te zetten. Sinds die tijd worden er in de thermen tijdens de zomer operavoorstellingen gehouden, dit tot groot ongenoegen van archeologen en kunsthistorici.
De openluchtscène bood aanvankelijk plaats aan duizend uitvoerders en er waren 20.000 zitplaatsen. Sinds enkele jaren ziet men de opvoeringen iets kleiner, wat minsens zo charmant is. Memorabel was ook het concert dat op 7 juli 1990 in de Thermen van Caracalla werd gegeven door de drie tenoren, Luciano Pavarotti, José Carreras en Placido Domingo, voor een publiek van 6.000 mensen.
Overigens leverde Mussolini bij het dichtmaken van de ondergrondse ruimtes knoeiwerk af. De bakstenen die hiervoor in de jaren dertig van de vorige eeuw werden gebruikt brokkelen af en laten water door. In de ondergrondse kamers waar Mussolini herstellingen liet uitvoeren sijpelt water binnen. Op de plaatsen waar zich nog de originele Romeinse bakstenen bevinden, is geen spatje water te bekennen.
Geef een reactie