Wanneer werd Constantijn De Grote christen? – Deel III – Lactantius en het teken op de schilden

Vandaag lees je het derde deel van een vierdelige reeks met als onderwerp Wanneer werd Constantijn de Grote christen?, geschreven door S.P.Q.R.-clublid Toon Verhelst. Hij las het boek Constantijn en de christelijke revolutie in het Romeinse Rijk van de Nederlandse historicus Henk Singor en raakte vooral geboeid door het hoofdstuk over het moment van de bekering van keizer Constantijn. Hij maakte hiervan voor zichzelf een synthese die je de komende dagen op deze pagina’s kan terugvinden. De verschillende delen kunnen afzonderlijk worden gelezen. Toon Verhelst hield zich strikt aan de visie van Singor, al werd ook andere lectuur doorgenomen. Toon Verhelst kon ook terecht in de Maurits Sabbebibliotheek (GBIB) in Leuven.

De betekenis van Constantijn (onderkeizer/keizer 306-337) voor de opbloei van het christendom in het Romeinse Rijk is veelal bekend door verhalen en legenden. Zij helpen ons evenwel te achterhalen wanneer Constantijn zijn vertrouwen begon te stellen in de God van de christenen. Henk Singor (Constantijn en de christelijke revolutie in het Romeinse Rijk, 42016) geeft hierop een duidelijk antwoord. Behalve op de christelijke schrijver Eusebius baseert hij zich ook op Lactantius. Ook deze heeft Constantijn persoonlijk ontmoet.

Naast de bisschop van Caesarea, Eusebius, vertelt ook Lactantius over de bekering van Constantijn. Deze christelijke auteur, afkomstig uit Noord-Afrika, leefde ten tijde van Diocletianus (keizer 284-305) en Constantijn de Grote (onderkeizer/keizer 306-337). Hij schreef o.m. een geschiedkundig werk De mortibus persecutorum, De dood van de vervolgers. Geschreven in het Latijn handelde het over de keizers door wiens toedoen christelijke martelaren gevallen waren.

Eigenlijk had dit werk vooral een apologetische inslag en toonde aan dat onder Gods hoede de Kerk overleeft en triomfeert en dat tegenstanders (gruwelijk) ten onder gingen, zoals Maxentius die de verdrinkingsdood stierf op 28 oktober 312. Het werk was grotendeels voltooid in 313/314 toen hij zijn laatste jaar aan het hof in Nicomedia (de residentiestad van Diocletianus) verbleef.

Daarna werd het verder bijgewerkt aan het hof in Trier waarheen Constantijn hem geroepen had om zijn zoon Crispus te onderwijzen in de Latijnse welsprekendheid. Ongetwijfeld heeft Lactantius met de keizer gesproken over zijn militaire campagne in Italië en over de overwinning op Maxentius.

Of Constantijn hem verteld heeft over een veldteken met chi-rho-monogram dat een vaandeldrager meedroeg op de veldtocht in Italië (zoals af te leiden is uit Eusebius’ Kerkgeschiedenis) is uit zijn werk niet op te maken. Lactantius verhaalt andere belangrijke momenten in de strijd om Rome: de droom, de slag bij de Milvische brug, de intrede in Rome. Imminebat dies quo Maxentius imperium ceperat.

De [verjaar]dag waarop Maxentius de macht gegrepen had was op handen. (44,4). Constantijn ontving in zijn slaap een duidelijke aanwijzing om op de schilden van zijn soldaten het hemels teken van God (caeleste signum dei) aan te brengen en dan slag te leveren (44,5). Constantijn deed wat hem bevolen was en (men neemt aan) de volgende dag, 28 oktober 312 – dus precies zes jaar na Maxentius’ aantreden in Rome – versloeg hij “de tiran” bij de Milvische brug om de dag daarna zegevierend Rome binnen te trekken.

Wat was het hemelse teken van God dat de soldaten op hun schilden moesten aanbrengen? Het was het chi-rho-monogram. Aan het hof in Trier moet Lactantius met het chi-rho-monogram vertrouwd geweest zijn. Het zou zelfs verschijnen op een zilveren medaillon op de helm van Constantijn, uitgegeven in Ticinium (Noord-Italië) of Rome naar aanleiding van zijn tienjarige keizerschap in 315 (op de keerzijde spreekt hij zijn soldaten toe).

Het medaillon was bedoeld voor hooggeplaatste militairen, hoge civiele functionarissen en gunstelingen en kende dus geen al te massale verspreiding. Voor hen stak Constantijn niet (meer) weg dat hij zijn overwinning op Maxentius te danken had aan de Heiland van de christenen, al bleef zijn connectie met de Zonnegod Apollo nog enkele jaren in beeld.

Het Christussymbool dat Constantijn al meedroeg tijdens zijn veldtocht door Italië heeft hij dus vlak vóór de strijd laten aanbrengen op de schilden van een uitgelezen groep die het bijzondere vexillum met chi-rho-monogram beschermde. Lactantius geeft ook een beschrijving van de vorm van het hemelse teken: Fecit ut iussus est et transversa X littera summo capite circumflexo Christum in scutis notat. Hij deed zoals hem [in de droom] bevolen was en met een doorboorde letter X bovenaan de top omgebogen noteerde hij Christus op de schilden (44,5). Het teken op de schilden is een Christusmonogram met de Griekse letters chi (X) en rho (P), de eerste twee letters van XPICTOC, Christus.

Dit teken deed hem aan de zon denken, vaak voorgesteld als een vier- , zes- of achtarmige ster. Het zesarmige zonneteken was in de jaren 310-325 meermaals te zien op de helm van Constantijn, afgebeeld op munten. We zien dat het duidelijkst op munten uit Siscia (Pannonië) uit 318-319. Constantijn staat daar als veldheer afgebeeld met helm, speer en schild (waarop de figuur van een ruiter of een figuur met punten) en op de helm prijkt de zesarmige ster, teken van de zon.

Al door het (ingebeelde) ombuigen van de verticale arm van een zesarmige ster kan men het chi-rho-monogram vormen. Voor Lactantius ligt dus de vergelijking van het Christusmonogram met de zon voor de hand temeer omdat Christus ook geassocieerd werd met de zon: Licht van de wereld, Zon van gerechtigheid, de Onoverwinnelijke. Op enkele bronzen munten, ook uit Siscia uit 318-319, staat Constantijn inderdaad afgebeeld met het Christusteken. Deze munten waren kortstondig in omloop.

Constantijn had Licinius in 317 kunnen terugdringen naar het oosten en het grootste deel van de Balkan naar zich toegehaald. Maar met de massale verspreiding vanaf de jaren 318-319 van munten geslagen in Siscia (Pannonië, Balkan), waarop Constantijn prijkte met dit Christusteken, was men blijkbaar nog voorzichtig.

Cruciaal in het verhaal is dat Constantijn de droom kreeg vlak vóór de strijd om Rome, hij was dus al vertrouwd met het teken van Christus. De droom was geen moment van bekering. De overgang naar de christelijke God was al voltrokken in periode ervoor, 311-312.

In de nauwe omgeving van de keizer was men zich bewust van deze “wending”. Een kleine groep soldaten (de andere christelijke auteur Eusebius spreekt ergens van vijftig man) beschermde dit teken. Zijn vertrouwen op Christus als helper in de strijd was voordien al gegroeid en hielp hem ook aan de overwinnning.

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Twitter-afbeelding

Je reageert onder je Twitter account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.