Als je langs de Porta Pia Rome binnenkomt, zie je aan je rechterzijde al snel de Via Piave. Op nr. 23 bevindt zich de ingang van Villa Bonaparte, ook wel bekend als Villa Paolina. Het is een prachtige achttiende-eeuwse villa die in 1816 werd gekocht door Paolina Borghese, de zus van Napoleon Bonaparte die met prins Camillo Borghese trouwde en die tot 1824 in deze woning verbleef. Vandaag is hier de ambassade van Frankrijk bij de Heilige Stoel gevestigd. Je kan de villa bezoeken.
Achter de door militairen bewaakte poort aan de Via Piave ligt een verborgen juweeltje: de geraffineerde achttiende-eeuwse villa waar Pauline Borghese, de zus van Napoleon, de laatste jaren van haar leven doorbracht. In verschillende boekenwinkels in Rome vind je nog steeds deze uitgave over Villa Bonaparte.

Het domein tussen de Via Venti Settembre en de Via Piave behoorde in de zestiende eeuw toe aan de Florentijnse familie met de vreemde naam Cicciaporci, zij lieten hier een eerste gebouw neerzetten.
De villa in haar huidige vorm dateert uit 1750 en werd opgetrokken door kunstliefhebber en kardinaal Silvio Valenti Gonzaga (1690-1756), de staatssecretaris van paus Benedictus XIV, om er zijn rijke collecties in onder te brengen.
Gonzaga, die van 1731 tot 1736 pauselijke nuntius voor Vlaanderen was geweest, bezat een bibliotheek met 40.000 wetenschappelijke boeken en een verzameling van honderden kaarten, instrumenten, juwelen, zilverwerk en andere kunstvoorwerpen, waaronder een groot aantal schilderijen.
De zalen van zijn nieuwe villa liet hij beschilderen met fresco’s en opsmukken met wandtapijten, standbeelden, schilderijen en tekeningen. De kardinaal koos deze buurt omwille van de nabijheid van het Quirinaalpaleis, toen de residentie van de pausen, maar zelf verbleef hij zelden in zijn villa. Wel organiseerde hij hier bijeenkomsten voor artiesten en geleerden.
Kardinaal Gonzaga legde ook een indrukwekkend park aan dat veel uitgestrekter was dan het huidige terrein. Hij liet bosjes, exotische bomen en fruitbomen planten, waaronder de eerste ananassen in Rome.
Na zijn dood ging de villa over naar zijn neef Carlo Valenti Gonzaga, en zoals vaak het geval is bij erfenissen, raakte zijn kostbare verzameling helaas verspreid en verloor ze elke samenhang.
Daarop werd de villa verkocht aan kardinaal Prospero Colonna di Sciarra Carbognano, de majordomus van paus Benedictus XIV. In de daaropvolgende jaren zou het domein overgaan in verschillende handen, tot Pauline Borghese (1780-1825) in 1816 de villa kocht.
We kennen Pauline Borghese vooral van het beroemde beeld dat Antonio Canova van haar maakte en dat te bewonderen is in de Galleria Borghese. Na de dood van haar eerste man hertrouwde de beeldschone Pauline in 1803 met de steenrijke prins Camillo Borghese (1775-1832).
Aanvankelijk was er sprake van een passioneel huwelijk, maar al snel had de jonge Pauline, die op 23-jarige leeftijd was gehuwd, minnaars bij de vleet en vanaf 1815 woonde het koppel gescheiden. Voor Napoleon draaide de zaak goed uit: hij kon na het huwelijk van zijn zus voor een zeer schappelijke prijs de kunstcollectie van de familie Borghese kopen voor het Louvre.
Meteen na de aankoop van de villa liet Pauline grote werken uitvoeren aan het gebouw: zo liet ze onder andere de benedenverdieping van de villa decoreren met fresco’s als aanvulling van de reeds bestaande. Een deel van de schilderingen uit die tijd, zoals deze met Egyptische landschappen, gingen helaas verloren. Ook het nieuwe meubilair in empirestijl dat ze in die periode aankocht, verdween.
Het resultaat van de decoratiewerken was nochtans spectaculair, zoals blijkt uit de woorden van Lady Morgan die de villa bezocht in 1820: “parmi toutes les villas de la famille Borghèse, une seule est habitable, une seule offre la proprietà anglaise, l’elegance française et le goût italien, unis de la manière la plus heureuse: c’est la Villa Paolina Bonaparte Borghèse, ornée, meublée et reparée par la princesse”.
Pauline leed aan syfilis en trok van het ene kuuroord naar het andere, op zoek naar verlichting voor haar al dan niet ingebeelde ziektes. Op het einde van haar leven, ten prooi aan een spirituele of financiële crisis, kon ze zich door toedoen van de paus weer verzoenen met haar man Camillo. Drie maanden later stierf ze in Firenze aan leverkanker, ze was pas 45 jaar. Haar doodskist werd naar de Cappella Paolina in de Santa Maria Maggiore gebracht.
Pauline liet na haar dood bij testament het domein na aan haar neef Louis (Lodewijk) Napoleon en zijn ‘vrouw’ (ze waren nog niet gehuwd) Charlotte. De erfgenamen kenden de villa goed, omdat ze er vaak hadden gelogeerd tijdens hun verblijf in Rome.
In 1827 vond een ruil plaats: Villa Bonaparte ging naar Zenaide Bonaparte, de vrouw en nicht van Carlo Luciano (Karel Lucien) Bonaparte; Louis Napoleon en Charlotte werden eigenaar van haar villa in Monte San Quirico bij Lucca.
Bij de dood van Zenaide in 1827 erfde haar zoon Lucien het domein. Hij schonk het vier jaar later aan zijn broer Napoleon Karel Bonaparte die er ging wonen met zijn vrouw Maria Cristina Ruspoli.
In de tuin van deze villa werd op 20 september 1870 geschiedenis geschreven: achteraan in de tuin bij de serre zien we de achterkant van de zogenaamde Bres bij Porta Pia, de plaats in de Aureliaanse Muur waar de Italiaanse troepen Rome binnenvielen. Daarmee luidden ze het einde in van de Pauselijke Staten en voltooiden zo de eenmaking van Italië.
De villa en het park moesten het hierbij ontgelden en raakten beschadigd. Een aantal Franse zoeaven klommen op het dak van de villa en namen van hieruit de binnenvallende bersaglieri onder vuur. Hun weerstand was echter van korte duur: na 20 minuten werd op bevel van de paus de witte vlag gehesen en gaven ze zich over.
Een aantal jaren na de eenmaking werd een groot deel van de park verkaveld. Ook na de verkaveling en na de dood van haar man bleef Maria Cristina Ruspoli in de villa wonen. In 1907 verkocht Maria Cristina de villa en het bijhorende park aan de Pruisische regering die het gebouw herstelde. Eerst vond de Pruisische delegatie bij de Heilige Stoel er onderdak, tussen 1920 en 1944 nam de Duitse ambassade er haar intrek.
Na de oorlog in 1945 werd de villa geconfisqueerd en vijf jaar later kocht Frankrijk het eigendom om er de Franse ambassade bij de Heilige Stoel te vestigen. Wladimir d’Ormesson verplaatste de ambassade officieel op 15 december 1955. Dankzij een uitgebreid restauratieprogramma dat in 1997 begon, werd de villa weer grondig opgeknapt en heeft het gebouw zijn oorspronkelijke schoonheid teruggekregen.
We maken nog even een zijsprongetje naar Vlaanderen. In het (overigens gratis toegankelijke) Museo Napoleonico aan Piazza di Ponte Umberto I hangt de onderstaande aquarel van Jodocus Sebastiaen van den Abeele (1797-1855) uit Gent. Het familietafereel is een mooi tijdsbeeld.

Het werk toont de salon in de Villa Paolina/Bonaparte. Rechts zien we Zenaide, eigenares van de Villa Bonaparte vanaf 1827, ze zit tussen haar kinderen Giuseppe (Jozef), Giulia/Julie, Charlotte en Maria. De zus van Zenaide, Charlotte, staat links aan het raam samen met Leonia en Louis Lucien. In de wieg ligt Augusta/Auguste.
Jodocus Sebastiaen van den Abeele trok na een opleiding in Gent en Parijs in 1823 naar Rome om zijn schilderkunsten te perfectioneren. Hij werd de tekenleraar van Louis Napoleon Bonaparte, die samen met zijn moeder Ortensia/Hortense te gast was in de Villa Bonaparte tussen 1824 en 1830.
Vermoedelijk het merkwaardigste stuk van de verzameling in het Museo Napoleonico is een plaasteren afgietsel uit 1805 van de rechterboezem van Pauline Bonaparte. Het draagt de signatuur van Canova, die het gebruikte voor het beeld van de voormelde halfnaakte Pauline die we in de Galleria Borghese kunnen bewonderen.
Villa Paolina Bonaparte
Via Piave 23, Rome
Informatie over een geleid bezoek (in het Italiaans of het Frans) aan deze villa kan je hier vinden.
Museo Napoleonico
Piazza di Ponte Umberto I, 1, Rome
Gratis toegang
museonapoleonico@comune.roma.it
www.museonapoleonico.it
ACHTERGROND
Tot 1860 bestond het huidige Italië uit een aantal kleine staten en gebieden. In 1860 werden vrijwel alle staten van Noord-Italië deel van het koninkrijk Sardinië; in 1861 voegden alle zuidelijke staten, behalve Rome, zich bij het koninkrijk Sardinië en dit werd het koninkrijk Italië. In 1871 sloot Rome zich bij het verenigd Italië aan en werd de hoofdstad van het land.
Het Risorgimento (opstanding of herrijzenis) is de Italiaanse beweging die leidde tot de bevrijding van de diverse Italiaanse gewesten van vreemde overheersing en het uitroepen van de nationale onafhankelijkheid en eenheid. Ook het tijdvak waarin de eenwordingsstrijd zich afspeelde, wordt zo genoemd.
In het algemeen beschouwt men de opstand van de Carbonari in Sicilië in 1820 als het begin van het Risorgimento, terwijl de proclamatie van het koninkrijk Italië (17 maart 1861) na een oorlog van Sardinië-Piemonte tegen Oostenrijk (1859-1860), de verovering van Rome (20 september 1870) of zelfs wel de vervulling van territoriale verlangens na de Eerste Wereldoorlog als het einde van de eenheidsbeweging gelden.
Het Risorgimento was een van de vele, voor het negentiende-eeuwse Europa kenmerkende, revolutionaire bewegingen die gevoed werden door uit het tijdperk van de Verlichting en Franse Revolutie stammende ideeën.
De eenheidsbeweging in Italië was uniek – en riskant – in zoverre zij in haar strijd de paus en daarmee dus de rooms-katholieke Kerk bevocht, waardoor zij een duidelijk internationaal probleem werd.
Een voorname rol in het Risorgimento speelden onder meer Giuseppe Mazzini, Camillo Benso di Cavour en Giuseppe Garibaldi. Het Risorgimento betekende het einde van de heerschappij van de Habsburgers, de Bourbons en Oostenrijk in Italië.
Het heeft weliswaar de feitelijke eenheid van Italië gebracht, maar de integratie van de diverse staten met hun eigen economische structuur en met hun in cultuur vaak erg uiteenlopende bevolkingen, bleek later toch niet zo gemakkelijk dan verwacht.
Met dank aan clublid
ANN DE LATTER
voor deze bijdrage