Gianfranco Calligarich (°1947) debuteerde in 1973 met De laatste zomer in de stad. Hoewel het boek in Italië al heel lang een cultstatus heeft, wordt het pas nu, bijna vijftig jaar later, plots gretig opgepikt door zowel het Italiaanse als het internationale lezerspubliek.
Na al die tijd heeft het verhaal echter nog niets aan kracht en vitaliteit ingeboet. De geest van Federico Fellini’s La Dolce Vita is nooit veraf. Voor de Nederlandstalige markt draagt de uitstekende vertaling zeker bij tot het succes. Een boek voor Romeliefhebbers.
Gianfranco Calligarich werd in in 1947 geboren in Asmara (Eritrea), maar groeide op in Milaan. Hij verhuisde naar Rome met de bedoeling om in de hoofdstad een carrière als journalist en scenarioschrijver uit te bouwen, iets wat hem ook lukt.
Naast het script voor verschillende succesvolle films, zoals de politiethriller La polizia ha le mani legate (1975), schreef hij verschillende series voor de Italiaanse radio- en televisiezender RAI. Hij viel bovendien meermaals in de prijzen met twee theaterstukken: Grandi balene en Solo per la tua bocca.
Calligarich schreef ook mee aan Città violenta (De stad van het geweld), een speelfilm van Sergio Sollima uit 1970 met in de hoofdrollen Charles Bronson, Telly Savalas en Jill Ireland. Ook voor Grosso guaio a Cartagena (Race to danger) uit 1987 werd een belangrijk deel van het scenario door Calligarich geleverd.
Wat literatuur betreft is Gianfranco Calligarich zeker geen veelschrijver. Na jarenlang gewerkt te hebben in de televisie- en filmwereld, keerde hij in 2002 terug naar de literatuur en publiceerde sindsdien vier romans en een verhalenbundel. De schrijver had door zijn werk als scenarist inmiddels al een behoorlijke reputatie opgebouwd.
Dat was in de tijd van zijn debuutverhaal De laatste zomer in de stad in 1973 wel even anders. De roman raakte slechts met veel moeite gepubliceerd. De ene na de andere uitgever wees het manuscript af. Waarom zouden ze ook de schrijfsels van een volkomen onbekende 26-jarige publiceren?
Tot de bekende Italiaanse schrijfster Natalia Ginsburg (1916-1991) het verhaal in handen kreeg en het in één nacht uitlas. Ze gebruikte vervolgens haar invloed om de jonge Calligarich aan een uitgever te helpen.
Het boek verscheen uiteindelijk op 1 april 1973 bij uitgeverij Garzanti in een oplage van 17.000 exemplaren. De raakten dezelfde zomer allemaal verkocht. Zeker niet slecht dus, en bovendien kreeg het boek van zowel recensenten als het publiek goede kritieken.
Bizar genoeg werd het boek echter nooit herdrukt en kreeg het gaandeweg de status van een onvindbare literaire uitgave waar verzamelaars jacht op maken en die je alleen per toeval nog eens aantreft bij een antiquariaat, op de rommelmarkt of tussen een stapel tweedehandsboeken.
Vrienden en boekenliefhebbers gaven weleens een exemplaar aan elkaar door, maar omdat het boek niet meer in de winkels te verkrijgen was, kon het eigenlijk tientallen jaren niet meer worden gelezen door het publiek.
In 2016 bezorgde uitgeverij Bompiani-Rizzoli Libri (Gruppo Mondadori) uit Milaan het oude boek een tweede kans door een heruitgave op de markt te brengen. Dat bleek een geniale beslissing. Er werden niet zomaar wat exemplaren verkocht, L’ultima estate in città bleek een regelrechte bestseller.
De massale stormloop van het publiek was ook buitenlandse uitgeverijen niet ontgaan, die al snel volgden met vertalingen. Decennia na de eerste druk uit de prille jaren ’70 werd De laatste zomer in de stad plots overal heruitgegeven en dit met veel succes.
Sinds de herontdekking stapelden de herdrukken in Italië zich op, op de voet gevolgd door talrijke vertalingen en de verspreiding in verschillende landen. Het boek is nu bezig aan een wereldwijde opmars. Recent verscheen het ook in een Nederlandse vertaling.
We bevinden ons in de jaren ’70 van de vorige eeuw. Rome is een monumentale, maar voor buitenstaanders nogal onverschillige stad. Calligarich vertelt het verhaal van Leo Gazzara, een dertiger die zijn geboortestad Milaan inruilt voor Rome.
Hij is eigenlijk op de vlucht voor het (in zijn ogen) afschuwelijke vooruitzicht van afstuderen, trouwen en geld verdienen. Geen vrouwtje of kindje, geen huisje of tuintje voor Gazzara. Teveel verantwoordelijkheden.
In de nasleep van de jaren ’60 bruist Rome volop en is er meer dan genoeg werk. Maar een vaste job uitoefenen is eigenlijk niets voor Leo, die zijn middelmatige baantjes zelf ook niet al te serieus neemt en zijn dagen liever doorbrengt met wat rond te slenteren of uitstapjes te maken naar de zee.
Gazzara is zonder meer een levensgenieter die het grootste deel van zijn tijd gebruikt om helemaal niets te doen. Hij zwerft door de stad, maakt treinreisjes naar Ostia om te lezen aan zee en onderneemt kroegentochten in de omgeving van Piazza del Popolo.
Altijd in de stille hoop dat iemand hem een gratis drankje aanbiedt, want geld heeft hij amper. Een oude auto, een geleend appartement en enkele zeldzame familieherinneringen vormen zijn enige bezit.
Dankzij zijn charmes en een vlotte babbel vindt hij al snel zijn weg naar de feestjes en samenkomsten van de elite in de stad. Die beschouwen de jongeman als een curiosum en laten hem als een soort tijdverdrijf geamuseerd toe in hun kringen.
Gazzara voelt zich snel aangetrokken tot de wereld van rijken en intellectuelen, dichters en filosofen, regisseurs en fotomodellen, nachtraven en verpauperde adel in Rome.
Maar al bijna even vlug beseft hij dat de stad eigenlijk niet meer is dan een gouden kooi, bewoond door een troep gekwetste paradijsvogels zonder diepgang die alleen maar zeer vluchtige menselijke relaties kunnen aangaan.
Zo leidt Leo Gazzara een leven dat balanceert tussen schone schijn en tragische zinloosheid. Zijn nachten lijken eindeloos, maar zitten toch vaak vol verrassingen. Ze spelen zich af op de overvolle terrassen van Piazza Navona, in de weelderige interieurs van Romeinse barokke villa’s, in verborgen binnenhoven en in duistere kerken.
Maar steeds vaker begint Gazzarra zich volkomen nutteloos te voelen. Dat gevoel lijkt onoverkomelijk. Bovendien ontwikkelt hij een haat-liefde verhouding met de stad. Rome is altijd te heet, te koud of te nat. Het zonlicht is veel te fel. De nachthemel is weergaloos mooi maar vaak ook dreigend.
Regenbuien kletteren neer in de straten en op de pleinen, waar plassen zo groot als meren ontstaan. Barsten doorklieven de monumentale muren, overal brokkelt pleisterwerk af en wurmen gras en onkruid zich door scheurtjes naar buiten. Verschrikkelijk allemaal.
De stad Rome is voor de eenzame Leo geen vriendin of een moeder, maar gedraagt zich eerder als een spottende medeplichtige die Gazzara regelmatig duidelijk doet beseffen hoe treurig zijn leven is. Hoe is hij hier in hemelsnaam terechtgekomen?
Dan ontmoet hij op een feestje de eigenaardige maar onweerstaanbare Arianna, die blijkbaar even kwetsbaar en rusteloos is als hijzelf. Hij herkent haar gevoel van vervreemding en vindt in haar wispelturige aanwezigheid iemand die even gevat en scherpzinnig is als hijzelf.
Ze krijgen een stormachtige affaire, maar de liefde arriveert als een fatale wending in zijn bestaan. Het wordt Gazzara’s laatste zomer in de stad.
Rome eist uiteraard een zeer belangrijke plaats op in de roman. De stad evolueert al vele eeuwen, maar blijft ondanks alles zichzelf. Ook het hoofdpersonage krijgt te maken met de vreemde aantrekkingskracht van de stad.
De schrijfstijl van Calligarich zorgt er bovendien vaak voor dat de stad meer aanvoelt als een menselijke figuur dan als een locatie. Het Rome van pakweg 45 jaar geleden is het eigenlijke hoofdpersonage van de roman.
De auteur toont Rome van haar bekoorlijkste kant, maar ook van haar wreedste. We krijgen het beeld van een vrolijke en fascinerende maar soms ook verwerpelijke stad. Calligarich spot met de Romeinen maar sympathiseert er ook mee. Te midden van de weelderige, afbrokkelende schoonheid en antieke oudheid verliezen mensen weleens de grip op hun eigen leven.
Ten prooi aan verveling en decadentie cultiveren de Romeinen echter voortdurend hun ijdelheid. Ze waren lichtzinnig en zelfverzekerd. Vermorzelden mensen met een opmerking en gingen vrolijk verder, naar de eerste makkelijke stoel binnen handbereik, schrijft Calligarich.
Belangrijk om weten is dat het verhaal de tand des tijds vlotjes heeft doorstaan en dat het na bijna vijftig jaar nog steeds lezers kan ontroeren. Het meest opmerkelijke van dit boek is ongetwijfeld dat de relatie tussen een man en een stad duidelijk wordt gemaakt. In het geval van Gazzara betekent dit kiezen tussen een mensenmassa en eenzaamheid.
De auteur schrijft in een vaardige en briljante stijl, met een bijzonder scherp gevoel voor humor en met zoveel inzicht dat je dit boek moeilijk kan wegleggen. Vooraleer je naar de boekhandel rent, lezen we even mee:
Als je van Rome houdt zal de stad zich aanbieden zoals jij dat wilt en hoef je je alleen maar over te geven aan de kabbelende golven van het heden om er deel van te worden. Dan zullen er schitterende trappen zijn, spectaculaire fonteinen, tempelruïnes en de nachtelijke stilte van onttroonde goden, totdat de tijd elke betekenis verliest, behalve de kinderlijke betekenis dat de klok erdoor wordt aangedreven.
De laatste zomer in de stad
Gianfranco Calligarich
Originele titel: L’ultima estate in città
Nederlandse vertaling door Els van der Pluijm
Uitgeverij: Wereldbibliotheek
Eerste druk: 20 juli 2020
175 pagina’s, geen illlustraties
Afmetingen: 21 x 13,5 x 1,5 cm
Productcode (EAN): 9789028450196
Prijs: 20 euro