Op 7 december was het precies 422 jaar geleden dat in Napels de befaamde kunstenaar Gian Lorenzo Bernini werd geboren. Hij zou in Rome een fantastische carrière beleven als beeldhouwer, architect en schilder en na een lang en voorspoedig leven op 28 november 1680, een tiental dagen vóór zijn 82ste verjaardag, overlijden.
Het is een beetje jammer dat de laatste rustplaats van de man die Rome zoveel mooie kunstwerken heeft nagelaten, onopvallend is weggemoffeld in de Santa Maria Maggiore-basiliek. De meeste bezoekers beseffen niet eens dat Bernini’s graf zich hier bevindt.
Helemaal vooraan rechts in de Santa Maria Maggiore bevindt zich de prachtige kapel die paus Sixtus V (1585-1590) heeft laten inrichten door architect Domenico Fontana (1543-1607). Verwijzend naar de opdrachtgever wordt ze vaak de Sixtijnse kapel of Cappella Sistina genoemd.
Deze is niet te verwarren met de Sixtijnse kapel die paus Sixtus IV (1471-1484) een eeuw eerder had laten bouwen naast de Sint-Pietersbasiliek en die wereldberoemd werd door de fresco’s van Michelangelo. Het conclaaf, waar een nieuwe paus wordt gekozen, vindt ook plaats in de Vaticaanse Cappella Sistina en heeft dus niets te maken met zijn naamgenoot in de Santa Maria Maggiore.
Als je deze kapel verlaat en naar rechts stapt, zie je een twintigtal meter verder op de vloer, tussen de eerste en de tweede pilaar van het koor, net vóór de trappen van de koorafsluiting, de inscriptie ‘Ioannes Laurentius Bernini, decus artium et urbis, hic humiliter quescit’.
Op deze plek bevindt zich het familiegraf van de Bernini’s, waar zowel Gian Lorenzo (1598-1680) als zijn vader Pietro (1562-1629) begraven werden. De enorme populariteit van de kunstenaar bleek onmiddellijk na zijn dood. Omdat duizenden mensen afscheid wilden nemen in de Santa Maria Maggiore, moest de begrafenis enkele dagen worden uitgesteld.
Velen stapten jarenlang onwetend voorbij Bernini’s grafplaat. Alleen op de geboortedag of sterfdag van Bernini lokte deze zeer bescheiden inscriptie weleens wat aandacht uit, want dan worden hier steevast bloemen neergelegd.
Sinds het graf in een paar populaire reisgidsen wordt vermeld, hebben wat meer toeristen de plek ontdekt. Daarom werd er een beschermende rode sierkoord gespannen. Nog niet zo lang geleden wandelden duizenden toeristen achteloos over deze door vrijwel niemand opgemerkte grafplaat.
Bernini in zijn jonge jaren (zelfportret, 1615)
Dat een kunstenaar die Rome met zoveel pracht heeft verrijkt een graf heeft gekregen dat hem volkomen onwaardig is, lijkt wel erg ondankbaar. Bernini zelf verkeerde tot enkele jaren voor zijn dood overigens nog in de waan dat voor hem een praalgraf zou worden opgericht in de apsis van de Santa Maria Maggiore. Volgens zijn eigen plannen moest dat praalgraf bekroond worden met een meer dan levensgroot beeld dat de ‘roem’ voorstelde, met daarbij een zelfportretbuste.
Een betere visuele herinnering aan Bernini dan deze vloerplaat, vinden we schuin tegenover de kerk Sant’Andrea della Fratte, op de hoek van de Via di Propaganda en de Via della Mercede. Daar bevindt zich het Palazzo Bernini, waar de kunstenaar woonde en stierf. Aan de gevel hangt een herdenkingsplaat met daarboven zijn borstbeeld in een nis.
Cavaliere Bernini, die reeds op zijn 23ste werd geridderd door paus Gregorius XV (1621-1623), was al 41 jaar toen hij in 1639 huwde met Caterina Tezio die hem nog negen kinderen schonk. Eén van Bernini’s zonen is kanunnik geweest in de Santa Maria Maggiore.
Vóór zijn huwelijk had Bernini een zekere Costanza Bonarelli als minnares gehad, van wie hij een mooie portretbuste maakte, vandaag te zien in het Museo Nazionale del Bargello in Firenze.
Bonarelli was echter getrouwd met een assistent van Bernini. Bovendien moest Bernini dulden dat zij tegelijkertijd ook nog een relatie onderhield met zijn broer. Het was een schandaal waar zijn concurrenten van smulden. Zelfs de paus kon er niet mee lachen en maande Bernini aan om maar snel een vrouw te zoeken en te trouwen. Wat hij dus ook deed.
Zelfportret (1625)
Aan het einde van Bernini’s lange leven klonk de kritiek van zijn vijanden steeds luider. Ze vonden dat het tijd werd om Bernini, die volgens hen de pausen in moeilijke tijden tot nutteloze uitgaven dreef, van zijn troon te stoten.
Dergelijke uitlatingen lieten Bernini niet onberoerd en als compensatie gaf hij zich over aan extreme vroomheid. De kunstenaar was overigens zijn hele leven een zeer gelovig man. Zo ging hij veertig jaar lang elke avond de vespers bidden in de Gesù.
Zelfportret (1665)
Zijn lievelingslectuur was De Imitatione Christi, te vertalen als (Over) de navolging van Christus, een boek dat beschrijft hoe een christen zou moeten handelen. Het werd geschreven door de Duits-Nederlandse mystieke schrijver Thomas a Kempis (1379-1471) die in het Nederlandse Zwolle begraven is. Bernini zou elke dag in het boek gelezen hebben.
Er bestaan vandaag nog meer dan 3.000 verschillende edities van dit werk, waarvan er een duizendtal worden bewaard in het British Museum. Ook de Koninklijke Bibliotheek in Brussel (KBR) bezit een paar honderd exemplaren van deze Imitatio. De KBR beschikt zelfs over een handschrift met deze tekst, eigenhandig geschreven door Thomas a Kempis, voorzien van zijn naam als kopiist in een colofon.
Er zouden 545 Latijnse en ongeveer 900 Franstalige edities bestaan. Het boek behoort tot de meest vertaalde en meest gedrukte boeken ter wereld. Er wordt weleens verteld dat het boek na de Bijbel het meest gelezen drukwerk ter wereld is. Paus Johannes Paulus I stierf op 28 september 1978 met een exemplaar van De Imitatione Christi in zijn hand, het boek waarin hij ’s avonds nog had gelezen.
Aan het einde van een welbesteed en vroom leven, raakte de geniale beeldhouwer en bouwmeester verlamd aan zijn rechterarm. Zelf bleef Bernini daar vrij kalm onder. Mijn arm verdient wel wat rust na zo hard gewerkt te hebben gedurende zoveel jaren, zei de kunstenaar. Toen hij op 20 november 1680 stierf, werd hij in de Santa Maria Maggiore met veel eerbetoon bijgezet in het familiegraf.
Van Bernini wordt gezegd dat hij een grote charme bezat, zijn conversatie was briljant en geestig, hij was dol op feestmaaltijden, had het voorkomen van een aristocraat en werd zodra hij gehuwd was, ook beschouwd als een goede vader en een goede echtgenoot.
Bernini stond ook bekend als een eersteklas organisator en beschikte over een weergaloos vermogen om snel en gemakkelijk de meest fantastische ontwerpen ook effectief te creëren, hetzij in brons of marmer, of op een schilderij of tekening.
Zijn zoon Domenico beschrijft zijn vader als aspro di natura, fisso nell’ operazione, ardente nell’ ira, streng van nature, vastberaden in het werk, vurig in zijn toorn. In een biografie uit 1682 staat dat ‘deze grafsteen herinnert aan de man die in de schilderkunst, beeldhouwkunst en architectuur niet slechts groot, maar buitengewoon was’.
Paus Urbanus VIII (1623 -1644), de mecenas van Bernini en die door de kunstenaar ook werd vereeuwigd op een schilderij (foto boven), noemde hem ‘een zeldzaam man, een sublieme schepper, geboren bij goddelijke beschikking en bestemd om deze eeuw ter meerdere glorie van Rome te verlichten’.
Bernini’s vroege werken, waaronder David (1619, Galleria Borghese in Rome) en Neptunus (1620, Victoria and Albert Museum in Londen), tonen reeds duidelijk typische barokelementen. Daaronder de zin voor het picturale, de invloed van de klassieke kunst, beweging en beweeglijkheid, heftige gemoedsaandoeningen en een grote aandacht voor een naturalistische weergave.
Tussen 1623 en 1640 vervaardigde Bernini het beroemde bronzen baldakijn in de Sint-Pietersbasiliek en een reeks realistische portretbustes. Uit dezelfde periode dateert ook de wereldberoemde beeldengroep Apollo en Daphne die Bernini tussen 1622 en 1625 vervaardigde en die vandaag te zien is in de Galleria Borghese in Rome.
Bernini heeft het werk geconcentreerd op het moment dat de god Apollo de nimf Daphne belaagde en Daphne in een laurierboom begint te veranderen. Apollo achtervolgde Daphne omdat hij hartstochtelijk verliefd op haar was, het gevolg van een pijl die de god Eros op hem had afgeschoten. Maar Daphne beantwoordde zijn liefde niet.
Nog vooraleer het baldakijn met succes voltooid was, kreeg Bernini een aantal nieuwe werkopdrachten voor de Sint-Pieter, waaronder de gigantische Longinus (gemaakt in de periode 1632-1638), die in een pathetisch gebaar de armen heeft gestrekt.
Regelmatig hebben we horen vertellen dat zich in de pijler met het beeld ook de speer zou bevinden waarmee Longinus Christus in de zijde stak. We hebben nooit kunnen achterhalen of dat verhaal enigszins op waarheid berust of dat het een pure kwakkel is. We vermoeden het laatste. Wie er meer van weet, mag het ons altijd vertellen.
Van grote betekenis voor de ontwikkeling van het grafmonument in de zeventiende eeuw is het praalgraf van de voormelde paus Urbanus VIII, eveneens in de Sint-Pietersbasiliek. Het werd vervaardigd tussen 1642 en 1647, een periode waarin Bernini een harmonisch evenwicht bereikte in zijn ontwerpen.
In de beroemde groep Extase van de Heilige Theresia (1644-1652, in de Santa Maria della Vittoria in Rome), die deel uitmaakt van een geraffineerde architectonische compositie, is de pathetiek tot een absoluut hoogtepunt gevoerd.
Intussen creëerde Bernini in Rome ook een aantal unieke ontwerpen voor fonteinen (waaronder de Fontana del Tritone (1640, op Piazza Barberini) en de Fontana dei quattro fiumi (1647, op Piazza Navona), waarbij het element van het stromende water één geheel vormt met de architectuur.
Van Bernini’s reis naar Frankrijk in 1665 is het belangrijkste overgebleven werk de geïdealiseerde portretbuste van zonnekoning Lodewijk XIV (1638-1715), die het voorbeeld werd voor de Franse portrettisten tot in de achttiende eeuw.
Een opsomming van Bernini’s vele belangrijke werken uit de latere periode zou ons te veel ver leiden, maar zeker kunnen worden genoemd: de reliekhouder voor de stoel van Petrus of de Cathedra Petri (1657-1666), het grafmonument van paus Alexander VII (1671-1678, Sint-Pieter) en het ruiterstandbeeld van keizer Constantijn (1654-1670, Scala Regia, Vaticaan).
Ook deze Scala Regia of de Trap der Koningen (1661-1666), op het einde van de ‘corridore del Bernini’, werd in opdracht van paus Alexander VII (1655–1667) gebouwd volgens een ontwerp van Bernini. Het geheel wordt beschouwd als een meesterwerk van barokarchitectuur.
De trap is een mooi voorbeeld van gezichtsbedrog. Door middel van een vernuftige dubbele rij zuilen, die naarmate ze naar achter opschuiven steeds kleiner worden, heeft Bernini een weelderig effect weten te verlenen aan een in feite erg steile en onregelmatig gevormde trap. Deze trap leidt onder andere (rechts) naar de Sixtijnse kapel.
De Scala Regia verving de smalle en donkere trap die Giuliano da Sangallo (1445-1516) in de zestiende eeuw had gebouwd. In het middeleeuwse paleisgebouw verbouwde Bernini ook twee zalen van verschillende afmetingen op vernuftige wijze tot één geheel door in het midden een gebeeldhouwd baldakijn aan te brengen: de huidige Sala Ducale.
Bernini was een virtuoos in de technische behandeling van marmer en brons. In zijn latere werken kreeg de beweging een meer decoratief karakter. Daardoor en door het ver doorgevoerde pathos, werd de inhoud soms enigszins ondergeschikt gemaakt aan de vorm. De kunstenaar was eigenaar van een groot en succesvol atelier dat talrijke opdrachten wist binnen te halen.
Al even belangrijk is Bernini’s architectonische oeuvre. Aanvankelijk werkte hij vaak samen met anderen, zoals met Carlo Maderno (1556-1629) aan het Palazzo Barberini (1625-1633), waarvan het ontwerp van de hoofdgevel vrijwel zeker van Bernini zijn.
Zijn eigen stijl vond hij pas later, zoals in de beroemde colonnade rondom het Sint-Pietersplein (1656-1667) en in de voormelde Scala Regia, een perspectivisch meesterwerk.
Bernini vermeed bewust abrupte overgangen, hij gebruikte bij voorkeur vloeiende vormen. In de Sant’Andrea al Quirinale (gebouwd tussen 1658 en 1678 op een ovale plattegrond), wist hij een ruimtewerking te scheppen waarbij dankzij de geraffineerde plaatsing van de vensters, de altaarpartij op een hoogst ingenieuze wijze geaccentueerd wordt.
De Sant’Andrea al Quirinale, die Bernini zelf beschouwde als één van zijn meest perfecte werken, is een hoogtepunt van de barok.
Bernini was een zeer veelzijdige en talentvolle man: hij was beeldhouwer, architect en schilder, maar ontwierp ook toneeldecors, meubels, kandelaars, fonteinen, luchters, altaren, kleding, spiegels, lijsten, koetsen en praalwagens.
Hij realiseerde vuurwerkspektakels, tekende karikaturen, illustreerde boeken, schreef en regisseerde toneelstukken en trad soms zelfs op als acteur. Ook voor zonnekoning Lodewijk XIV zou hij een stuk hebben opgevoerd.
Behalve ontwerpen voor operadecors van de familie Barberini, die werden uitgerust met zeer vernuftige accessoires en machinerieën, heeft Bernini ons ook een groot aantal meesterlijke tekeningen nagelaten.
In de achttiende eeuw was de beeldhouwkunst op een dieptepunt beland. Nochtans waaide de geest van Bernini nog steeds, vooral in Rome, waar nog steeds enkele bescheiden talenten werkzaam waren, zoals Agostino Cornacchini (1686 – 1754) en de beeldhouwer van de Trevifontein, Pietro Bracci (1700-1773).
Cornacchini ken je van het ruiterstandbeeld van Karel de Grote aan de voet van de Scala Regia, dat zich tegenover Bernini ’s beeld van Constantijn bevindt. Op vernieuwend beeldhouwwerk was het echter wachten tot het einde van de achttiende eeuw, toen het academische classicisme in het werk van Antonio Canova (1757-1822) triomfeerde.
Bernini was gedurende een halve eeuw in Europa onbetwistbaar de beroemdste beeldhouwer en architect. Vreemd genoeg verbleekte zijn roem tijdens de achttiende eeuw en in de negentiende eeuw werd zijn naam nauwelijks nog genoemd. Later kreeg hij eerherstel en tegenwoordig wordt hij algemeen erkend als één van de beste beeldhouwers ooit.
De kunst van Bernini is niet alleen een vorm, maar ook de uitdrukking van een intens beleefd en met alle middelen nagestreefd ideaal. De kunstenaar wil de toeschouwer zowel fysiek als emotioneel, het onzichtbare in, buiten en boven het zichtbare doen voelen en beleven.
Zijn betekenis voor de kunst van de barok is nauwelijks te overschatten. Talrijke begaafde leerlingen en opvolgers hebben Bernini’s stijl in en buiten Italië verspreid. Als je een bloemetje op zijn graf zou leggen, ook al is het maar in gedachten, is dat dus zeker verdiend.
16 december 2020 om 21:50 |
Wat is er waar van het verhaal dat het Baldakijn in de SInt Pieter grotendeels is vervaardigd door Borromino en dat – vanwege de uitgebleven erkenning van Bernini hiervoor – die gebeurtenis de reden is van de ruzie tussen de twee?
16 december 2020 om 22:25 |
Bernini was pas 26 toen hij de opdracht voor het baldakijn kreeg en heeft er negen jaar aan gewerkt, het is het grootste bronzen kunstwerk ter wereld. Hij realiseerde het met de medewerking van zijn latere rivaal Borromini, Ook de Vlaming Frans Duquesnoy (1594-1643) werkte mee aan het project.
Bernini die nog geen enkele ervaring op architectonisch gebied had, moest zich noodgedwongen omringen met helpers, waaronder Borromini (die overigens nog een jaar jonger was dan hijzelf) die hij inhuurde om de werktekeningen voor het eigenlijke baldakijn te maken. Aan Borromini werd ook gevraagd om details te ontwerpen zoals de bronzen wijnbladeren en de vier marmeren basementen met hun ingewikkelde Barberini-wapenschilden en de bekende heraldische bijen.
Het valt niet te bewijzen, maar wellicht heeft Borromini ook de dynamische bovenkant ontworpen, dat zijn de vier bronzen voluten die een succesvolle vervanging zouden geweest zijn voor Bernini’s oorspronkelijke idee van halfcirkelvormige ribben. Deze voluten worden alom bewonderd als een staaltje architectonisch genie, waarvoor Borromini nooit enige eer opstreek.
Of deze gebeurtenissen de rivalliteit tussen de twee kunstenaars hebben aangewakkerd is niet met zekerheid te zeggen. Toen de twintigjarige Francesco Castelli in 1619 vanuit Zwitserland in Rome arriveerde, veranderde hij zijn naam in Borromini en ging hij werken voor Carlo Maderno in de Sint-Pietersbasiliek. Maderno was een verre verwant en landgenoot van Borromini. Na het overlijden van Maderno tien jaar later, sloot Borromini zich aan bij de groep restaurateurs en schilders rond Bernini, waarmee hij de voorgevel van en de uitbreidingen aan Palazzo Barberini afrondde. Die vete kan dus nooit zo groot geweest zijn.
Er zal ongetwijfeld een gezonde rivaliteit tussen de twee bestaan hebben, maar als er iets te verdienen viel werkten ze ook samen. Het verhaal van de rivaliteit wordt regelmatig aangehaald, maar persoonlijk vermoed ik dat het daarmee nogal meeviel. Al zal het voor Borromini inderdaad niet prettig geweest zijn dat hij geen erkenning kreeg voor zijn aandeel in het baldakijn. Als dat verhaal tenminste klopt.
16 december 2020 om 11:05 |
Er is een fout geslopen in de transcriptie van het grafschrift: arterem moet artium worden.
VG
Pol Winckelmans
16 december 2020 om 11:52 |
Dat had nog niemand gezien! Bij deze aangepast. Dank voor het seintje.