Avonturen met opschriften – XXII
Meer dan twee jaar geleden begonnen we met de rubriek ‘Avonturen met opschriften’, een reeks bijdragen speciaal bestemd voor het aanzienlijke aantal classici onder onze leden (maar uiteraard ook bijzonder leerrijk voor alle anderen). Wij krijgen hiervoor de gewaardeerde medewerking van dr. Michiel Verweij van de Koninklijke Bibliotheek van België. Dit is de 22ste bijdrage in deze reeks.
* * * * *
Wij zijn gewend aan een straatbeeld vol tekst: reclameborden, uithangborden, wegwijzers, aankondigingen enzovoort. In het oude Rome was dat niet minder het geval.
Gelukkig (voor ons) zijn heel wat van die getuigenissen op duurzaam materiaal bewaard gebleven. Gelukkig (voor ons) hadden de Romeinen de gewoonte om heel veel opschriften te maken en er zijn er dan ook tienduizenden bewaard.
Op verzoek van S.P.Q.R. stel ik enkele van deze teksten voor. Op zoek naar het verhaal dat er achter zit… Vandaag deel XXII. De vorige bijdragen in deze reeks kan je hier nalezen.
* * * * *
Schrijver dezes moet u iets bekennen. Hij heeft soms merkwaardige antipathieën die hem op stel en sprong in razernij doen ontvlammen. Hij verdraagt sommige lieden eenvoudigweg niet. George Bush was er zo een. Het volstond om ook maar de minste associatie te kunnen maken en de hele ochtend was verpest.
Zo heeft hij ook een bloedhekel aan Marcus Antonius. Die krachtpatser, die ongelikte beer die daar met die Egyptische dame zat te scharrelen en het rijk te verkwanselen, die **** Stop, Schrijver dezes, wind je niet op!
Je moet nog een hele Nieuwsbrief volpennen en dat gaat niet als je je over die malloot zit op te winden die Caesar de koningskroon heeft aangeboden en daardoor willens en wetens de lont in het overdrachtelijke kruitvat heeft aangestoken (want er was toen nog geen kruit, althans niet met een t) en die daardoor de eigenlijke moordenaar van Caesar is, de geniepigerd, de pseudovriend, de … Stop, Schrijver dezes, wat zei ik nu? Richt je gedachten op iets anders en denk niet meer aan dat individu, die praalhans, die STOP STOP STOP.

Dat bedoelt Schrijver dezes dus. Een ander lid van deze bent is Constantijn de zogezegd Grote. Ah, wat heeft Schrijver dezes een hekel aan dat individu dat daar mooi weer ging zitten spelen met zijn christengedoe, maar ondertussen wel zijn halve familie laat uitmoorden, de schijnheiligerd, de usurpator, de parenticide!
En toch gaat Schrijver dezes zich wagen aan een Nieuwsbrief over dit sujet.
Meer bepaald gaat het om het opschrift op de Boog van Constantijn, vlakbij het Colosseum en de Velia. En de Meta sudans die dat andere individu dat zichzelf de redder van het vaderland achtte, liet slopen omdat anders zijn triomferende paraderende troepen niet voluit konden marcheren, wanneer ze van onder die boog aan kwamen zetten, Mussolini dus. En toen de Meta sudans gesloopt was, waren de troepen niet meer triomferend en paraderend: tel uit je winst.
Schrijver dezes merkt tot zijn schrik dat hij (buiten zichzelf) nu eigenlijk alleen nog maar over zeer hinderlijke en irritante, malicieuze personages heeft gesproken. Hij biedt u zijn excuses daarvoor aan. Hij kan het ook niet helpen dat de wereld vaak geregeerd wordt door het schuim der aarde.
De boog van Constantijn dus. Toegegeven: het is een schitterende boog. Maar hij was dan ook niet voor Constantijn gebouwd, maar voor Hadrianus (als Schrijver dezes zich de laatste stand van zaken goed herinnert, aangezien dat nogal eens wil veranderen), en hij bevat in ieder geval beeldhouwwerk dat bestemd was voor heel wat achtenswaardiger lieden zoals Traianus, Hadrianus en Marcus Aurelius.

Maar het opschrift is bestemd voor Constantijn. In feite staan er diverse opschriften op. SIC X SIC XX ‘Zo 10, zo 20’ staat er boven de tondi te lezen en geeft de gelegenheid aan waarbij de boog werd opgetrokken, nl. het tienjarig regeringsjubileum van Dinges. Schrijver dezes heeft er genoeg van om de hele tijd die naam te herhalen. U zult moeten leven met vervangsels. Dat plaatst de officiële datum in 315. Dat is belangrijker dan u misschien op het eerste zicht denkt. Maar dat wordt u nog wel duidelijk.
Wie de boekskes leest (en daar bedoelt Schrijver dezes in dit geval de reisgidsen mee) – in Oirschot zeggen we eigenlijk de buukskes – verneemt dat de boog werd opgericht bij gelegenheid van de overwinning van Constantijn op Maxentius bij de Pons Milvius in 312.
Schrijver dezes is daar één keer geweest, bij de Pons Milvius. Op een zondagmiddag. Argeloos als hij is. Want wie denkt er nu aan voetbal? Maar ja, AS Roma speelde en Schrijver dezes kwam natuurlijk goed op tijd, net vóór dat de wedstrijd afgelopen was en het stadion leegstroomde.
Hoe dan ook, Schrijver dezes is er zonder kleerscheuren afgekomen en kon zich meteen een voorstelling maken van het gedrang bij de Tiber op het moment van de veldslag.
De slag bij de Pons Milvius wordt door iedereen (ook de buukskes dus) in verband gebracht met het Edict van Milaan uit 313 waarbij het christendom gelegaliseerd werd.

Bovendien weet iedereen ook nog te vertellen (ok nog ok nog ok, zeggen ze in Oirschot) dat Constantijn in de nacht vóór de veldslag een visioen zag van een in de hemel oplichtend kruis met de woorden in hoc signo vinces ‘In dit teken zult u overwinnen’.
U zult ook vaak lezen dat de tekst in het Grieks was en toutôi nika (in transcriptie). Dat laatste ligt vooral aan het feit dat onze bekendste bron voor deze overlevering Eusebius van Caesarea was en die schreef nu eenmaal in het Grieks.
Recent is er door verschillende auteurs gepubliceerd over dit visioen. Jona Lendering en Vincent Hunink hebben betoogd dat er in de nacht voor de slag bij de Pons Milvius geen visioen geweest is, maar dat het verhaal over een ander visioen met de zon getransponeerd is naar de Pons Milvius. Diederik Burgersdijk valt eveneens de overlevering aan. In het volgende zal ongetwijfeld iets uit de lectuur van hun boeken meeklinken.
Er is verder ook betoogd dat dat Edict van Milaan eigenlijk niet zo belangrijk was en zelfs dat er helemaal geen Edict van Milaan geweest is. In ieder geval staat het vast dat er eerder al soortgelijke verklaringen van tolerantie zijn geweest, van andere keizers, maar die hebben nooit het aura gekregen dat Constantijn verwierf.
Want hoe het ook precies zat met dat visioen, vast staat dat Constantijn zelf nadien flink gemythologiseerd is. Zijn overwinning op Maxentius en het Edict van Milaan werden gezien als de bevrijding van het christendom, de wettiging van de kerk en als het begin van een nieuwe era. Constantijn de eerste christelijke keizer! Het christendom overwint het heidendom! Dat soort dingen.
Daar is allemaal heel wat op af te dingen. We weten dat Constantijn inderdaad christen geworden is. Op zijn sterfbed, 25 jaar na de slag bij de Pons Milvius. Eigenlijk was Constantijn een vereerder van de zonnegod op het moment van de slag. Als hij de christenen vrijheid van cultus toegestaan heeft, is het in ieder geval niet omdat hij echt warm liep voor deze godsdienst.
Laat ons – voor we verder gaan – eerst eens het opschrift op de boog bekijken.
IMP CAES FL CONSTANTINO MAXIMO
P F AVGVSTO S P Q R
QVOD INSTINCTV DIVINITATIS MENTIS
MAGNITVDINE CVM EXERCITV SVO
TAM DE TYRANNO QVAM DE OMNI EIVS
FACTIONE VNO TEMPORE IVSTIS
REMPVBLICAM VLTVS EST ARMIS
ARCVM TRIVMPHIS INSIGNEM DICAVIT
Imp(eratori) Caes(ari) Fl(auio) Constantino Maximo / P(io) F(elici) Augusto S(enatus) P(opulus)q(ue) R(omanus), / quod instinctu diuinitatis mentis / magnitudine cum exercitu suo / tam de tyranno quam de omni eius / factione uno tempore iustis / rempublicam ultus est armis, / arcum triumphis insignem dicauit.
‘Aan keizer Flavius Constantijn de Grootste de Vrome de Gelukkige hebben senaat en volk van Rome, omdat hij op aanstichten van de godheid in zijn geestesgrootheid met zijn leger de staat met rechtvaardige wapens zowel op de tiran als op heel zijn partij gewroken heeft, een triomfboog opgedragen.’

De tekst is in fraaie kapitalen van een zeer klassieke vorm uitgekapt. Wel valt op – in vergelijking met de bogen van Titus en Septimius Severus – dat de band tussen syntaxis en regelverdeling is vervallen. De zin en de zinsleden lopen rustig over in de volgende regel.
Daaraan is te zien dat het klassieke vormgevoel toch wat aan het wijken is. Of misschien beter: aan het veranderen. Want anders wekken we de indruk dat er één klassiek hoogtepunt is geweest waaraan alles verder afgemeten moet en kan en mag worden.
Er valt nog wel meer op. Als het inderdaad zo was dat het christendom in de slag bij de Pons Milvius gezegevierd heeft (want zo wordt het vaak gemakkelijk voorgesteld), dan ontbreekt in ieder geval elke expliciete verwijzing naar het christendom.
‘Ja maar’, zegt men dan (en wellicht hebt u dat ook altijd gedacht), ‘die instinctu diuinitatis ‘op aanwijzen van de godheid’, dan: is dat niet een verkapte verwijzing naar het christendom?’
Want u hebt ook in de buukskes gelezen dat uit fijngevoeligheid en om de heidense senatoren die nog talrijk waren in deze periode, niet voor het hoofd te stoten, men met opzet gekozen heeft voor een formule die neutraal zou zijn. Hoewel daar dus bij gedacht dient te worden dat er wel degelijk een verwijzing naar het christendom in te lezen is.
Welnu, bereid u nu voor op een dubbele schok.
Haal diep adem. Wees kalm. Ja?
Schok 1: Schrijver dezes zegt duidelijk: ‘NEEN!’
Schok 2: Schrijver dezes is ervan overtuigd dat het helemaal niet om de christelijke God gaat in dit geval.
Er zijn tal van redenen en de belangrijkste is nog wel dat wij weten hoe het verder ging. Daardoor interpreteren wij elementen uit een eerdere fase in het licht van wat er later zal gebeuren. We vergeten te kijken naar wat er op dat moment zelf speelde.
Een parallelvoorbeeld. Wíj weten hoe de Eerste Wereldoorlog is afgelopen. We weten ook dat het Duitse aanvalsplan mikte op een snelle overwinning in het Westen om dan de volle kracht tegen Rusland te kunnen gebruiken. Daarom bestond er eigenlijk een tamelijk strak draaiboek voor de Duitse opmars.
Wat gebeurde er? De Belgen vochten terug. Dat was niet bedoeld door de Duitsers, die een ultimatum hadden gesteld om zonder slag of stoot snel door België heen te trekken. Maar de Belgen vochten dus terug. En vechten kost tijd. De Duitsers verloren kostbare tijd uit hun draaiboek bij Luik, bij Halen, bij Namen. En de Duitsers verloren de oorlog.
Dat laatste staat vast. Mag de conclusie dan zijn dat de Duitsers eigenlijk al in de eerste dagen de oorlog verloren hebben en dat m.a.w. eigenlijk de Belgen de Duitsers verslagen hebben? Kijk, dat gaat nu net te ver. Dat is interpreteren vanuit de kennis van wat er achteraf gebeurd is. Ik denk niet dat er ook maar één lid van het Belgische leger de volgende vier jaar achter de IJzer zat te glunderen van ‘We hebben eigenlijk gewonnen, maar de Duitsers weten het nog niet.’

Op een soortgelijke wijze beoordelen wij de 4de eeuw sterk vanuit de latere gebeurtenissen. Aan het eind van die eeuw wordt het christendom staatsgodsdienst. Dat is een feit. Gedurende de hele eeuw neemt het aantal gelovigen sterk toe. Dat is een feit. Maar dat was in 312 nog niet te voorzien.
Wij spreken vaak over de strijd tussen het christendom en het heidendom. Of misschien beter: wij spraken vaak daar over, want door de ontkerkelijking is het typisch christelijke discours en de bijbehorende visie niet meer onaangevochten.
Het punt is dat er eigenlijk geen heidendom was en dat er eigenlijk ook geen strijd tussen het christendom en het heidendom was. Er was wel een christendom en ook – in zekere zin – een strijd van het christendom. Alleen het zgn. heidendom deed dus niet mee.
Dit is moeilijk. Het begrip heidendom zit zo ingebakken in ons hoofd dat we vergeten dat het eigenlijk een non-woord is. Onder ‘heidenen’ verstaat men mensen die niet christen zijn (met uitzondering van de Joden). Dat is een zuiver negatief criterium. Er is ook niets dat duidelijk af te bakenen is als een ‘positieve omschrijving’.
Onder de naam ‘heidendom’ gaat een zodanige veelheid van religieuze culten, praktijken, geloofsvoorstellingen en godsbeelden schuil dat die gewoonweg niet als één geheel te vangen zijn. Het enige dat deze vormen van religie gemeen hebben is dat ze (om de wat ouderwetse christelijke formulering te gebruiken) ‘de ware God niet kennen’.
Er is een rijke klassieke literatuur van christelijke inhoud en in deze literatuur spelen de apologie en polemiek een belangrijke rol. Christenen hebben zich inderdaad genoodzaakt gezien hun geloof te verdedigen tegen de overheid. Maar er is eigenlijk nooit een antwoord vanuit ‘heidense’ hoek gekomen. Pas op het einde van de 4de eeuw ontspint er zich iets als een debat tussen christenen en niet-christenen.
De strijd tussen heidenen en christenen doet een beetje denken aan de zogezegde strijd tussen de Amerikanen en de Sovjet-Unie wie er het eerste een man op de maan zette. Dat wonnen de Amerikanen, zoals u weet, maar eigenlijk was er helemaal geen strijd, want de Russen deden gewoon niet mee aan deze wedloop.
Met andere woorden: de strijd is een element van de christelijke visie op het gebeuren, een deel van de christelijke ervaring, maar wel vanuit de kennis van de afloop. De christenen waren met name onder Decius (ca. 250) en Diocletianus (284-305) inderdaad hevig vervolgd.
Dat er nu met deze rust en een zekere aandacht van overheidswege een opluchting intrad, is goed te begrijpen. Dat degene die men verantwoordelijk achtte voor die rust, een goede pers kreeg, eveneens. Maar dat moet ons niet verleiden straffeloos en kritiekloos deze visie over te nemen.
De strijd tussen Maxentius en Constantijn ging in ieder geval in het geheel niet over het christendom of om welke god dan ook, het ging gewoon om de macht. Maxentius was de laatste Romeinse keizer die echt in Rome resideerde en die de stad ook met bouwwerken verrijkte.
Denk aan zijn residentie aan de Via Appia met stadion en mausoleum. Denk aan de grote Basilica Nova (‘Basiliek van Maxentius’ of ‘van Constantijn’) en de Tempel van Romulus op het Forum, al zou de laatste best een nieuwe wijding van een ouder gebouw kunnen zijn.
Constantijn kwam van ver uit het noorden en was tevoren nauwelijks in Rome geweest. Maxentius maakte geen kans, maar zijn verscheiden zal ongetwijfeld door de senatoriale elite betreurd zijn. En die elite was inderdaad overwegend niet-christelijk.
Maar de boog van Constantijn herdenkt op zich zoals gezegd ook niet de slag bij de Pons Milvius, maar het tienjarig jubileum van Constantijn vanaf zijn eerste proclamatie tot keizer in 306.
Wat opvalt in de tekst van het opschrift, is het weinig neutrale karakter. Natuurlijk, triomfbogen zingen de lof van de overwinnaar, maar in de tekst voor Constantijn speelt iets anders mee. De tekst is propaganda op de manier waarop sommige partijen continu bepaalde adjectieven gebruiken om iets anders neer te halen.
Zo ook zien we in deze tekst steeds een duidelijk partijdige karakterisering: Constantijn heeft op aanstichten van de godheid in zijn geestesgrootheid Rome bevrijd van een tiran (of usurpator) en zijn partij en de staat gewroken met rechtvaardige wapens. Dit is niet zozeer informatief als wel polemiserend. In het opschrift voor Constantijn wemelen de subjectief appreciërende termen.
De boog is volgens het opschrift opgericht door SPQR, jawel, het moest er een keer van komen dat Schrijver dezes deze afkorting gebruikte… In de praktijk was dat de senaat. Daarmee komen we terug op instinctu diuinitatis ‘op aanwijzen van de godheid’.

Want wat wordt er nu mee bedoeld? De term is zo vaag dat we er alle kanten mee uit kunnen, lijkt het. Traditioneel verstaat men dit (zoals eerder gezegd) als een toespeling op de christelijke God, maar dan zo geformuleerd dat de ‘heidenen’ er geen aanstoot aan zouden nemen.
Dit kan eigenlijk gewoon niet waar zijn. Constantijn was geen christen en de meerderheid van de senaat ook niet. Als diuinitatis op de christelijke God slaat, dan moet de auteur van de tekst dat bewust hebben gewild. Maar waarom zouden een niet-christelijke keizer en een niet-christelijke senaat überhaupt over de christelijke God willen spreken?
Hetzelfde een tweede maal geformuleerd: waarom zou een overwegend niet-christelijke senaat bewust besluiten om nadrukkelijk de niet-christenen niet te schofferen, maar heimelijk te alluderen op de christelijke God? Dat is niet logisch.
Het zou eerder het omgekeerde moeten zijn: een niet-christelijke senaat wil bewust de christenen niet schofferen en verandert daarom een formule als instinctu deorum ‘op aanwijzen van de goden’ in iets van een neutraler gehalte. Maar dat is niet wat in de buukskes staat.
Ook de rest van de bijna agressieve toon heeft niets te maken met een goddelijk wraakgericht, maar met het feit dat de meeste senatoren eerder op de hand van Maxentius zullen zijn geweest. Ze hadden er alle belang bij om nu heel Constantijngezind te lijken.
Daarom wordt Maxentius ineens een tyrannus = usurpator. Daarom ook een verwijzing naar een factio = partij, bende. Daarom ook iustis ultus est armis ‘heeft gewroken met rechtvaardige wapens’. Dat heeft allemaal niets met godsdienst te maken, maar puur met politiek.
En dat geldt wellicht ook voor instinctu diuinitatis ‘op aanstichten van de godheid’. De eclatante overwinning van Constantijn moest, zo het algemeen gevoelen in die tijden in verband met dit soort zaken, wel ondersteund geweest zijn door een godheid, een godheid die zich daardoor ook meedeelde aan de persoon van de keizer. En een keizer had al vanaf de dagen van Augustus iets goddelijks in zich.
Daar komt nog bij dat er in de 2de en 3de eeuw in de filosofie en ook in de religieuze beleving een idee van één algemene godheid nestelde. Aurelianus (270-275) tekende niet alleen voor de naar hem benoemde stadsmuur, maar ook voor de invoering van de cultus van de Zonnegod. Een god waar Constantijn adept van was.
De aanduiding diuinitas ‘godheid’ of ‘goddelijkheid’ was dan ook voldoende neutraal om voor zoveel mogelijk culten in het multiculturele Rome te kunnen dienen, sloot bovendien aan bij de religieuze en wijsgerige trends bij de hogere standen én bij Constantijns eigen belevenis en vermoedelijk zelfbeeld.
Voor christenen zou de aanduiding eigenlijk juist niet aanvaardbaar (of in ieder geval: minder aanvaardbaar) zijn, omdat de christelijke God als ‘ware God’ exclusief was: kijkt u maar eens in katholiek drukwerk uit de eerste helft van de 20ste eeuw en u zult zien hoe sterk dit begrip terugkeert!
De tekst op de boog van Constantijn kadert dus in de machtsstrijd tussen Maxentius en Constantijn, waarbij een goed deel van de senaat eerder op handen van de eerste was en nu graag duidelijk Constantijn welgezind wilde lijken. Er is geen enkele christelijke allusie in deze tekst te vinden. Gewoon ook omdat er op dit moment geen reden toe was.
Want de successtory van het christendom zou nu pas gaan beginnen. Constantijn wedde zoals wel meer mensen op verschillende paarden: de niet-christelijke godsdienstige belevenis was niet exclusief, zodat een adept van de cultus van Sol, de Zonnegod, rustig iets kon doen voor de christelijke God, of de Joodse Jahweh, of de Perzische Mithras.
De christenen vormden een substantiële minderheid in Rome en bepaalde delen van het rijk, maar toch nog maar een minderheid. Ze hadden een ernstige vervolging geleden en beschikten niet over een openbare infrastructuur.
Dat zou Constantijn nu veranderen door de constructie van een aantal grafkerken of memoriae buiten de stad (de voorlopers van de Sint-Pieter en de Sint-Paulus) en door het toewijzen van een keizerlijk paleis aan de rand van de stad als centrale zetel van de christelijke gemeente, het Lateraan.
Niet zozeer (of in ieder geval niet alleen) om de niet-christelijke senatoren te ontzien (zo scrupuleus was Constantijn echt niet), maar ook omdat Constantijn geen keizerlijk paleis in het stadscentrum had om weg te schenken. En de Palatijn kwam natuurlijk niet in aanmerking daarvoor.
Hoe dan ook, zijn keuze voor het ondersteunen van een inhaalbeweging door de christenen was vooral politiek geïnspireerd. Constantijn zou op dat pad blijven verder gaan en goed tien jaar na de bouw van de boog zich als niet-christen en niet-theoloog vermeien in het vastleggen van de christelijke geloofsbelijdenis in Nicea.
Vanaf dit moment zou de christelijke gemeenschap met haar sociale infrastructuur van armenzorg en naastenliefde, met haar idealen en haar boodschap van een leven na de dood, inderdaad snel groeien tot ze tegen het eind van de eeuw de dominante factor geworden was.
U mag natuurlijk altijd vinden dat dát juist ‘op aanstichten van de godheid’ was, daar kan Schrijver dezes niet met u over twisten, maar dat was niet het idee dat de opstellers van het opschrift op de boog van Constantijn in hun hoofd hadden.
Constantijn hield niet van Rome. Hij is er steeds maar kort geweest en zou uiteindelijk de residentie verhuizen naar Byzantium. Schrijver dezes heeft het hem nooit vergeven.