Het is al langer een probleem, maar nu wordt de toestand echt alarmerend. De historische en ambachtelijke winkels in Rome zijn met uitsterven bedreigd. De voorbije dertig jaar zijn er 4.000 van de 5.000 verdwenen. Degene die er nog zijn hebben het bijzonder moeilijk.
Door de komst van het coronavirus is de situatie nog erger geworden. De meeste kleine winkelbedrijfjes in Rome zitten momenteel in overlevingsmodus. Velen zullen het einde van de crisis niet meemaken als er niet dringend wordt ingegrepen.
Het is de voorzitter van de Kamer van Koophandel, Lorenzo Tagliavanti, die aan de alarmbel trekt, al is hij niet de eerste die dat doet. Rome vormt al eeuwenlang het decor van ambachtelijke en traditionele winkels.
In het historische centrum dragen straten zoals de Via dei Sediaroli of de Via dei Cestari zelfs de namen van die oude ambachten. Dat dit stukje erfgoed nu dreigt te verdwijnen moeten we tot elke prijs vermijden, meent de voorzitter.
Bij de volkstelling die het statistiekenbureau Istat in 1991 organiseerde, werden nog ongeveer 5.000 ambachtelijke winkels in het centrum van Rome geteld. Nergens ter wereld vond je op een oppervlakte van een vierkante kilometer zoveel ambachtelijke activiteiten. Het maakte de stad uniek.
Bij een nieuwe telling tien jaar later, in 2001, waren er nog maar 2.000 over. Vandaag, nog eens twintig jaar later, is dat aantal nogmaals gehalveerd en zijn er minder dan duizend traditionele ambachtszaken overgebleven. Het gaat dus pijlsnel achteruit.
De stratosferische huurprijzen in het stadscentrum hebben er mee toe geleid dat vele goudsmeden, lederbewerkers, hoedenmakers, handschoenenmakers, naaiers van overhemden, lijstenmakers, mandenvlechters, … op zoek zijn gegaan naar een andere werkplaats.
Sommigen hielden er ook gewoon mee op omdat ze te oud werden. Opvolgers om een dergelijke zaak over te nemen zijn er meestal niet.
Het winkeltje of de werkplaats dat door de ambachtelijke werkers wordt verlaten staat niet lang leeg. Doorgaans wordt de vrijgekomen ruimte snel ingepalmd door een trendy koffiebar of erger, de zoveelste inspiratieloze en banale souvenirwinkel waarvan je er in iedere straat in het centro storico minstens drie aantreft.
Het historische centrum werd de voorbije jaren vooral ingenomen door internationale ketens en grote merken. De voorbije jaren betaalde Rome daarmee de prijs van de globalisering, een effect dat nog werd versterkt door het massatoerisme.
Dat laatste is door de actuele pandemie weliswaar even stilgevallen, maar de viruscrisis heeft ironisch genoeg het slagveld ook groter gemaakt. Het zijn vooral de kleine winkels die de jongste maanden in een angstwekkend snel tempo verdwijnen.
Ketenwinkels houden er ook wel eens mee op, maar bij hen gaat het eerder om een pauze. Om kosten te besparen verdwijnen ze een tijdlang uit het straatbeeld, maar zodra de economische omstandigheden opnieuw gunstiger zijn, keren ze weer terug. Kleine winkeliers kunnen dat meestal niet.
De handelsverenigingen vrezen dat de viruscrisis de definitieve doodsteek voor de ambachtelijke zaken betekent. Ze vragen de regering om hulp. Er zijn structurele financiële tussenkomsten nodig voor deze gespecialiseerde sector. Zo zou bijvoorbeeld de publieke investeringsbank Cassa Depositi e Prestiti kunnen uitpakken met renteloze leningen voor wie ze nodig heeft.
De oproep van de voorzitter werd versterkt door een recente actie van de handelaars in de gezellige Via Margutta, één van de Romeinse straten die bekend staat om zijn ambachtelijke zaken en kunstateliers.
In deze straat werken al meer dan 500 jaar restaurateurs, meubelmakers, schilders, lijstenmakers en antiekhandelaars. In deze huizen hebben ooit kunstenaars zoals Canova en Picasso gewerkt, anderen zoals Federico Fellini, Giulietta Masina en Anna Magnani hebben hier gewoond.
Sommige ambachtslieden in de Via Margutta staan vandaag op het punt om uit hun winkel of atelier te worden gezet omdat ze de hoge huurprijzen niet meer kunnen betalen.
De Romeinse politici, inclusief burgemeester Raggi, werden door buurtcomités al opgeroepen om dringend actie te ondernemen en de originele winkels van in de straat te redden.
We moeten de historische winkels van de Via Margutta redden en de uitzetting van de handelaars tegenhouden. De ambachtelijke tradities van Rome moeten worden verdedigd. We willen deze tradities van erfgoed, kunst en creativiteit niet verliezen, zei Raggi.
Hoe ze dat wil doen is niet meteen duidelijk. Ook de nakende verkiezingen sporen het stadsbestuur tot dusver niet echt aan tot actie en brengen blijkbaar ook geen verheldering. Nochtans kan de stad soms wel invloed uitoefenen.
Zo is bijvoorbeeld het pand aan de Via Margutta 51 eigendom van Sorgente, het vastgoedfonds dat de activa beheert van Sant’Alessio, een Instituut voor Blinden. De waarde van het Sant’Alessio-fonds, dat 49 eigendommen bezit, wordt geraamd op ongeveer 234 miljoen euro.
De instelling koopt woningen en verhuurt ze vervolgens aan blinden en slechtzienden. Raggi wil het beheer van sommige gebouwen uit het Sant’Alessio-fonds overnemen om ze permanent toe te wijzen aan de ambachtslieden. Maar de fondsbeheerders zijn niet zo happig om hun activa zomaar over te dragen.
Op de binnenplaats van het atelier aan de Via Margutta 51a werden ooit verschillende scènes uit de film Roman Holiday met Audrey Hepburn en Gregory Peck opgenomen. Vandaag hebben de gebroeders Rosa er een ambachtelijk bedrijfje.
We hebben meer dan een jaar niet gewerkt, alles lag hier stil. Covid-19, weet je wel. De huurprijzen in de straat worden onmenselijk. Het is duidelijk dat men ons hier weg wil. Sinds 1970 zijn enkel in dit toch niet zo grote straatje meer dan 50 winkels en bedrijfjes verdwenen, zeggen Giovanni en Giuseppe Rosa.
Wij groeiden op in dit huis. Onze vader Angelo, een meubelmaker uit Borbona, is hier in 1947 gearriveerd met alleen maar zijn vakkennis en enkele gereedschappen. Hij had het vak geleerd van zijn grootvader en hij leerde het later weer aan ons, vertellen de broers.
Ze specialiseerden zich beiden in de restauratie van antieke meubels. Maar nu dreigen ze dus zowel hun zaak als hun woning te verliezen. Door een gebrek aan inkomsten hebben ze al maanden de huur niet meer betaald en de eigenaar dreigt nu met een uitzetting.
Giuseppe als Giovanni hebben elk een diploma architectuur op zak, maar ze willen eigenlijk niets liever doen dan aan meubels blijven werken en hun familiezaak voortzetten.
Hun kleine pand heeft een oppervlakte van 30 m². Tot vorig jaar bedroeg de huur 1.680 euro per maand. De eigenaar heeft die huurprijs een jaar geleden verhoogd tot meer dan 2.000 euro.
Zoveel geld kunnen wij niet betalen. Bovendien hebben we sinds het uitbreken van het Covid-19-virus nauwelijks kunnen werken.
Hier staan ook nog meubels, waaronder een mahoniehouten bed uit de negentiende eeuw en een kast uit de achttiende eeuw die gerestaureerd zijn, maar de klanten die ze achterlieten betalen niet en komen ze ook niet meer halen. Ondertussen staan ze hier al meer dan een jaar.
We hebben er bij de verhuurder meermaals op aangedrongen om de huurprijs te verminderen, zoals vele anderen ook hebben gedaan, maar er komt zelfs geen reactie op onze brieven. Niemand luistert naar ons, zeggen de broers Rosa.
Naast hun atelier bevindt zich een binnenplaats waar zich vroeger twee restaurateurs van schilderijen bevonden, evenals een goudsmid en een lijstenmaker. Wat verderop was nog een schildersatelier gevestigd.
Het geheel is vandaag grotendeels onbewoond en verwaarloosd. Geen enkele ambachtsman kan die prijzen betalen. Eigenaars laten de boel liever leeg staan en verkommeren dan een schappelijke huurprijs te vragen. Het wordt hoog tijd dat de overheid daar iets aan doet, zegt Giuseppe.
Het volledige gebouw met drie verdiepingen werd in 1874 gekocht door de Bolognese schilder Roberto Rasinelli, terwijl het atelier tussen de twee terrassen eigendom was van de Spaanse schilder Vincente Poveda.
De schilder Virgilio Guzzi en de beeldhouwers Pericle Fazzini en Francesco Parisi hebben hier jarenlang gewerkt. Later is het huis in verschillende gedeeltes verkocht. Nu doen de eigenaars er gewoon hun zin mee.
Ook Confesercenti Rome trekt aan de alarmbel omdat in het stadscentrum in een steeds sneller tempo ambachtelijke bedrijfjes en kleine winkeltjes verdwijnen. Wie het tot dusver overleefde wordt gewurgd door de gevolgen van de viruscrisis.
De huurgelden gingen in heel wat gevallen naar beneden, wat een aantal handelaars wel helpt, maar die ingreep lijkt toch niet voldoende. Bovendien komen op die manier uiteindelijk ook de eigenaars in problemen omdat ze hun panden niet meer kunnen onderhouden.
Volgens de handelskamer is actie nodig om zowel huurders als verhuurders er bovenop te helpen en te vermijden dat de leegstand nog aangroeit. De handelsvereniging is overigens niet de enige die vreest voor de toekomst van de winkelaanbod in Rome.
Steeds meer actiecomités en bewoners schieten in gang tegen de oprukkende verschraling van het winkelaanbod. Dat heeft nog andere oorzaken dan alleen maar de crisis.
In Rome, de hoofdstad van het winkelen, staan momenteel meer dan 18 procent van de beschikbare panden leeg.
De huren blijven echter behoren tot de hoogste van het land, met pieken die voor een winkel in het centrum en in de duurste straten gemakkelijk 25.000 euro per maand kan bereiken.
Vooral de kleinere winkels staan onder zware druk. Die krijgen niet alleen te maken met de wurgende crisis waardoor de verkoop fors is gedaald, maar ook met de felle concurrentie van de ketenwinkels en multinationals.
Het hoeft dan ook niet te verwonderen dat veel kleine handelszaken een overnamebod krijgen, waarna ze onmiddellijk sluiten en vaak getransformeerd worden in de zoveelste banale souvenirshop of nachtwinkel. Dat is een trend die al een paar jaar aan de gang is.
Winkeliers die ermee ophouden of laten blijken dat ze het beu zijn, worden tegenwoordig echter steevast benaderd om hun zaak te verkopen. De verleiding is dan groot, bijna onweerstaanbaar zelfs, om het geld te incasseren en te gaan genieten van een rustige oude dag. Tot zover dan de ambachtelijke en familiale tradities.
Deze opkooppraktijken, die gezien de grootschaligheid van het aantal biedingen, de systematische benadering en de gelijkmatige manier van aanpak, vermoedelijk worden gestuurd door een onzichtbare groep achter de schermen die gebruik maakt van stromannen, kunnen op termijn de genadeslag betekenen voor het reguliere middenstandsleven in de historische stad.
Het woord ‘maffia’ wordt door niemand uitgesproken, maar het is een feit dat talrijke ambachtelijke activiteiten en kleine winkeltjes die al tientallen jaren bestaan, er tegenwoordig steeds vaker mee ophouden.
19 januari 2023 om 18:06 |
Heel jammer.
Zouden we naar Japan kunnen kijken
Meester ambachtsmannen en vrouwen worden betaald door overheid en provincies. Wel met verplichtingen om het vak over te brengen op anderen.
Zo ongeveer geloof ik.
Ook een idéé voor Nederland.