Zonder de middeleeuwse handschriften zouden we maar bitter weinig van de klassieke Romeinse schrijvers weten. In de Koninklijke Bibliotheek van België (KBR) wordt een schat aan minder bekende handschriften bewaard. En ieder handschrift vertelt een eigen verhaal, een verhaal dat soms tot Rome of Italië reikt.
Vandaag aflevering 11: De Schaarsnede
Deze reeks, waarvan je nu en dan een aflevering te lezen krijgt, wordt verzorgd door dr. Michiel Verweij (afdeling Oude en kostbare drukken) van de Koninklijke Bibliotheek van België. Dit is de elfde bijdrage in de Manuscript Mysteries, waarin Rome nooit ver weg is. De vorige bijdragen in deze reeks kan je hier nalezen.
Dit artikel is opgedragen aan mijn Brusselse collega’s in de afdelingen van de Handschriften en de Kostbare Werken.
* * * * *
Een schaar!’, riep de Grote Speurder ineens uit. Onmiddellijk brak er lichte paniek uit in de leeszaal van de Handschriftenafdeling. Scharen zijn daar geen geliefde werktuigen. U kunt zich indenken waarom.
De medewerkster vooraan probeerde behoedzaam, zonder dat de Grote Speurder (die vrij dichtbij zat) het zou zien, de schaar op haar bureau te begraven onder allerlei geprint papier. Andere collega’s rommelden snel, onschuldig kijkend, in hun bureaula. Binnen 15 seconden na de uitroep van de Grote Speurder was er geen schaar meer te zien in de afdeling.
Maar de Grote Speurder was de hele paniek volledig ontgaan. Wat u ook van hem denkt, hij zou nooit zomaar het mes (of de schaar) zetten in een handschrift. En al helemaal niet het grote volume dat voor hem lag. Ms. 12172. De Livius van Brussel.
Titus Livius is bepaald niet zonder kleerscheuren door de middeleeuwen gekomen. (Met excuus voor de blijvende verscheurende en knippende beeldspraak.) Van de oorspronkelijk 142 boeken bezitten wij er nog 45. Livius’ magistrale geschiedenis van Rome vanaf de stichting van de stad tot het jaar 9 v.Chr. is opgebouwd in groepen van 5 en van 10 boeken, decaden.
We bezitten zo nog de eerste, derde en vierde decade alsook de eerste helft van de vijfde. De tweede met het relaas van de Eerste Punische Oorlog is reddeloos verloren. Livius’ proza is meeslepend: een epische stijl die past bij de verhalenverteller die hij in eerste instantie was.
Alle verhalen die u zich spontaan kunt herinneren over de Romeinse geschiedenis van vóór 150 v.Chr., over de Koningstijd en de Republiek tot aan de verwoesting van Carthago, herinnert u zich zoals Livius ze vertelde.
Als u Hannibal over de Alpen ziet trekken, is dat Livius’ verhaal en dat geldt voor al die roemruchte moedige Romeinse helden, Romulus, Brutus en Collatinus, Horatius Cocles, Mucius Scaevola, Cloelia, Cincinnatus, Camillus, Scipio, Fabius Cunctator.
‘Een schaar!’ mijmerde de Grote Speurder iets minder luid en hij keek op. Tot zijn verrassing zag hij hoe de collega’s van de Handschriftenzaal schier wit van angst hem aanstaarden met dolle ogen, hun handen krampachtig op iets gelegd. Hij begreep er niets van.
Hij trok zijn schouders op en keek weer naar het handschrift dat voor hem op tafel lag. Ms. 12172 dus. Een Latijnse Livius. Eerste decade. Noord-Italië. 15de eeuw. Een beeld van een schrift, werkelijk een topstuk van humanistische minuskel. Alsof het gedrukt was.
De eerste pagina van de tekst was versierd met een gehistorieerde initiaal F waarin een persoon in de dracht van een geleerde uit de Renaissance op een katheder zat en wellicht Livius moest voorstellen. Niet een topstuk van schilderkunst, maar aanmerkelijk beter dan wat de Grote Speurder zelf zou hebben gepresteerd en dat wist hij maar al te goed. Dat was allemaal normaal. Blad, tekst, initiaal.
U denkt misschien wat er dan nog meer zou kunnen zijn. Heel eenvoudig: de marge. De Grote Speurder doet af en toe graag een gewaagde uitspraak. Niet grensoverschrijdend, maar: grensverleggend. Zo zegt hij [Waarschuwing van de redactie: wat nu volgt kan als schokkend worden ervaren door het publiek. Personen met een hartkwaal wordt dringend aangeraden de rest van deze alinea over te slaan. De redactie van de Nieuwsbrief van SPQR en het bestuur van de vereniging zijn niet verantwoordelijk voor eventuele gevolgen.] bijvoorbeeld geregeld: ‘De tekst en de decoratie zijn in feite de minst interessante delen van een handschrift.’ Kijk, die kan tellen. Na het doen van die uitspraak zijn er meestal zeker twee doden te betreuren, maar de waarheid moet gezegd worden.
Met andere woorden: haal in uw geest alle schrift en alle decoratie weg en u komt tot het naakte blad, de essentie van het perkament. En dan ziet u het pas. Een brede strook witter perkament bedekt de rechterzijde van f. 1r. Ook onder en boven blijkt er iets mis. Dit hele blad dat op het eerste zicht zo mooi oogt, is in feite een hoop plakwerk.
Nog erger: links is een margeversiering aanwezig. Helemaal in het midden zit een putto op wat een wolf zou kunnen zijn. Plantaardige motieven omranken het stel. Iets meer naar boven of naar beneden verandert ineens het karakter van de plantaardige motieven. Wat goud was bij de putto wordt nu groen.
De Grote Speurder keek verder en knikte. Toen sloeg hij het blad om. De collega’s van de handschriftenzaal herademden hoorbaar en wilden net weer naar hun werk kijken, toen ze verstijfden en verkrampten, want weer zei de Grote Speurder: ‘Een schaar!’
Zich van geen schuld bewust (zo is het leven der groten nu eenmaal: wat zij aanrichten, komt altijd de kleinen tot last), bladerde de Grote Speurder verder. Niet zo maar (wat had u gedacht), maar doelbewust. Keer op keer hield hij stil, knikte eens goedkeurend en bladerde verder.
Toen sloeg hij het handschrift voorzichtig dicht en zei knikkend: ‘Een schaar!’ Inmiddels hadden de handschriftcollega’s versterking gevraagd en zag de Grote Speurder zich ineens omringd door de angstige blikken van twee teams.
‘Hallo, Roos, Pascal, Carine, Fabienne, Kathleen, Thierry en Laurence! Wat doen jullie hier toch allemaal?’, zei hij verwonderd. ‘Ha, Jan en Ann ook? Zelfs Lucien en Nathaël! Het lijkt wel een afdelingsvergadering!’
‘Luister naar wat ik zo net ontdekt heb! Een schaar!’ Er ging een geroezemoes door de collega’s: ‘Rustig blijven, Grote Speurder, rustig blijven! We weten dat je dringend Romevitaminen nodig hebt en dat je heel snel naar ginds moet wil je niet langdurig in een sanatorium belanden, maar toch nog even: rustig blijven!’ De Grote Speurder keek verbaasd op. ‘Enfin, doet er niet toe. Kijk eens naar dit blad!
De Grote Speurder kon zelden de gelegenheid laten liggen om zijn bevindingen mee te delen, hij had een duidelijk professorale kant in zich. Hij wees naar het blad. ‘Er klopt hier niets van. Dit is knip- en plakwerk van de bovenste plank.’ Hij wees op de putto-met-wolf. ‘Kijk, dat is het enige originele stukje van de randversiering op dit hele blad. De rest is er door iemand gewoon afgeknipt.’
Zijn gehoor ijsde. Enkelen voelden een momentane flauwte. ‘Alleen dit stukje is blijven zitten, want anders was het blad totaal los gekomen. En elders heeft dezelfde persoon precies hetzelfde gedaan. En toen kwam er een tijd later iemand anders, in de 17de eeuw, gok ik, die dit zo erbarmelijk vond dat hij of zij gewoon een aantal stroken perkament op de kale plekken plakte en vervolgens probeerde om er versiering op aan te brengen zodat het minder zou opvallen. Alleen had die persoon geen goudverf en dus werd wat goud was, nu groen. En hij was ook wat minder talentrijk natuurlijk’.
Het gehoor van de Grote Speurder ontspande aanzienlijk. Het gevaar leek geweken. De Grote Speurder keek triomfantelijk om zich heen. ‘Dat doet me aan de zaak van Lutcho denken! Lutcho physicus’
In een grijs verleden (al is de Grote Speurder nu grijzer dan toen) had hij zich een tijd bezig gehouden met de handschriften van een middeleeuwse encyclopedie van de deugden, de Summa de virtutibus, van ene Guillielmus Peraldus, een dominicaan uit Lyon uit het midden van de 13de eeuw.
Het werk was een bestseller: er resten op dit moment nog ruim 400 handschriften van. Op zijn reizen door Europa kwam hij ook in Leipzig en daar in de Universitätsbibliothek die eveneens Albertina heette, vond hij op f. 3r van ms. 446 (om precies te zijn) de volgende mysterieuze aantekening: quem furatus fuit lutcho phisicus ‘die de arts Lutcho gestolen heeft’.
‘Wat bezielt zo’n man? Ik kan me nog voorstellen dat je een mooi handschrift begeert of dat je een tekst van zeg Ovidius wilt hebben, maar wie wil nu toch Peraldus? Enfin, dat zullen we nooit weten. Nog intrigerender is het feit dat men in de abdij waartoe het handschrift oorspronkelijk behoorde, precies geweten moeten hebben dat juist Lutcho dit werk had ingepikt.
Bovendien moet het boek toch teruggekeerd zijn, want daarna hebben ze dit er pas in geschreven en laten voorafgaan door een anathema, een vervloeking van wie het boek illegaal ontvreemdt. Het heeft wel geholpen, want er is later niemand meer mee gaan lopen. Maar het doet je toch vragen: waarom steelt iemand nu Peraldus? En wat dacht Lutcho toen tot hem doordrong wat hij gestolen had? Heeft hij het daarom teruggegeven? Wat is er met Lutcho achteraf gebeurd? Altijd een vreemde zaak gebleven!
‘En hier is weer een dief aan het werk geweest, maar dan een die niet bijster in de tekst en zelfs niet in de initiaal geïnteresseerd was, maar alleen in de randversiering. Een marginaal! En waarom? Waarom wil iemand acanthusbladeren en andere bloemen uit de rand wegsnijden? Of stonden er soms aanstootgevende scènes in en wenste de knipper van Brussel het nageslacht te beschermen tegen obsceniteiten?
Of ging het om een puritein: iemand voor wie alleen de tekst bestaat en al die miniaturen en randversieringen maar flauwekul en humbug is van de hand van Meesters die we niet met naam kennen en dan maar sieren met allerlei vreemde noodnamen zoals de Meester van de trillende handjes.’ (Noot van de redactie: deze noodnaam bestaat echt.)
‘Of ging het net om een plaatjesknipper? Zo iemand voor wie net alleen de decoratie betekenis heeft en die al die tekst eromheen maar flauwekul vindt en het liefst met een schaar zou wegknippen?’
Bij het horen van het woord ‘schaar’ verstrakten de gezichten zichtbaar, maar de Grote Speurder had dat amper in de gaten. Hij keek eens rond en zei: ‘Wacht eens, ik zal jullie laten zien wat ik bedoel!’ en hij dook het magazijn in. Hij was iedereen te snel af en niemand was er op bedacht. ‘Hij is in het magazijn! ‘En hij roept steeds om een schaar!’
Maar voordat de collega’s tot een eensluidend actieplan waren kunnen komen en de Grote Speurder achterna konden rennen, keerde de laatste alweer terug, terwijl hij een zwaarbeladen kar met grijze kartonnen dozen voor zich uit duwde. Een zware last. Want perkament is zwaar.
De Grote Speurder legde enkele kussens op tafel en tilde toen behoedzaam een zwaar en dik volume uit een van de dozen en plaatste dat voorzichtig op de kussens. Toen sloeg hij het open. Een algemeen ‘Aaah!’ weerklonk, want voor de ogen van wie toekeek ontvouwde zich een luxehandschrift met veel goud en tierelantijntjes. En miniaturen. Het was ms. 9049.
‘Kijk’, sprak de Grote Speurder (en ik moet eerlijk bekennen dat dit niet een van zijn meest glorieuze uitspraken was, maar hij was dan ook dringend aan een Romeverblijf toe), ‘Dit is dus voor de achterlijken! Degenen die wél een duur handschrift wilden (en konden) betalen, maar geen Latijn konden lezen, alleen maar volkstaal.’
Het blad vertoonde twee kolommen tekst, in een gotisch schrift (de zgn. bastarda), geplaatst binnen een randversiering met fijne acanthusranken, aanvangend met een fraaie bloeminitiaal en onder een miniatuur waarin vier scènes uit het werk van Livius waren afgebeeld. Maar het was in het Frans, de 14de-eeuwse vertaling door Pierre Bersuire. ‘Een exemplaar uit de collectie van Filips de Goede!’
‘En hier is er nog een’, zei de Grote Speurder en plaatste een ander handschrift op een tweede stel kussens. ‘Ms. 9053. Dezelfde vertaling. Een jonger exemplaar, tweede helft 15de eeuw, Frans (Normandië). Uit het bezit van François Busleyden en dan van Margaretha van Oostenrijk en Maria van Hongarije. Moet je eens kijken hoe onze middeleeuwse vrienden het klassieke verhaal hebben aangepakt.’
Elk boek begon met een miniatuur waarop meestal een strijdscène was te zien. De Romeinen in rode shirtjes, de Carthagers in blauwe. Nu eens wonnen dezen, dan weer genen. Het leek wel voetbal, behalve dat daar minder bloed vloeit. Meestal toch. Maar de meeste bewondering oogstten de draakjes die overal in de marges zaten. Allerlei soorten, de zoo van Antwerpen was er niets bij. De collega’s stonden er met open mond bij te kijken.
‘Kijk’, ging de Grote Speurder onverdroten verder (het had hem wellicht verdroten als hij niet verder had kunnen gaan). ‘Wat nu opvalt, is dat er eigenlijk twee soorten boekproductie zijn ontstaan, twee profielen. Aan de ene kant de Latijnse tekst, bedoeld en bestemd voor geleerde mensen zoals wij.
Die handschriften volgen de Italiaanse humanistische traditie zoals in ms. 12172 dat eigenlijk een heel verzorgd product is: tekst op één enkele kolom, humanistische minuskel, decoratie beperkt tot de initialen die vooral dienen om aan te geven waar er een nieuw tekstgedeelte begint. Deze traditie wordt dan nagevolgd als men begint te drukken.
Vandaar dat de Latijnse tekstedities die vanaf de jaren 1470 Europa beginnen te veroveren, allemaal een Italiaans uiterlijk hebben. Misschien dat de eerste experimenten nog met gotische letters zijn, maar al heel snel zet zich dit boektype, dit profiel door. Helderheid voor geleerde koppen!
‘Daarnaast heb je de niet-geleerde luxeproducten. De boeken voor mensen die wel geld hebben en zich ook wel iets moois willen veroorloven, maar die geen geleerden zijn. Dus niet in het Latijn lezen, maar in (meestal Franse) vertaling. Van oorsprong Nederlandstalige edelen lezen dan ook Frans.
Hier gaat het om een ontwikkeling van het laatmiddeleeuwse luxehandschrift dat elementen van het standaardtype van het laatmiddeleeuwse boek volgt: tekst op twee kolommen, gotisch schrift, hiërarchisering van de initialen en in deze luxevorm verrijkt met miniaturen.
Ook dat wordt dan weer in de gedrukte boeken geïmiteerd: klassieke teksten in vertaling zijn op twee kolommen gedrukt, in gotische letter en hebben geregeld houtsneden als illustratie. Kortom, de boekdrukkunst volgt inderdaad het handschrift na, maar doet dat binnen elke traditie anders.
‘Nog sterker: de miniaturen hebben het door de klassieke auteurs zoals in dit geval Livius beschreven gebeuren consequent naar hun eigen, middeleeuwse vormen vertaald. De fiere Romeinse legioenen blijken nu legers van middeleeuwse voetknechten, begeleid door geharnaste ridders te paard. Boven de steden steken toren van vestingwerken én kerktorens overeind. Kortom, het klassieke is vermiddeleeuwst.
‘En dat is er dan eigenlijk ook aan de hand: terwijl de humanisten in Italië de klassieke Latijnse teksten lazen om hun Latijn te verbeteren en om een betere kennis van de oudheid te verkrijgen, genoten de middeleeuwse aristocratische lezers van Livius als een soort ridderlijk geschiedverhaal. Nog net geen roman, maar het scheelt niet veel.
Livius laat geen donkere wouden en feeën opdraven en er spartelen bij hem geen nimfen in de bronnen van het bos. Maar verder is alles volledig veranderd. Geen humanisme dus (want dat is een geleerde en Latijnse zaak), maar een aristocratisch laatmiddeleeuws ridderlijk genoegen.
Met de taal is ook het publiek veranderd, en met het publiek ook de manier waarop naar de tekst wordt gekeken. Niet alleen een translation dus, maar ook een transculturation: niet alleen een vertaling, maar ook een verculturing, om het zo eens te zeggen.’
De Grote Speurder knikte tevreden. Dat had hij goed gezegd, vond hij. Toen merkte hij dat de aandacht van zijn publiek danig verslapt was. Niemand leek nog geïnteresseerd in Frans of Latijn, humanisten of middeleeuwers, één of twee kolommen: iedereen stond in bewondering voor de drakenrijkdom uit het handschrift, de ene nog grappiger dan de ander.
De Grote Speurder zuchtte eens diep. Hij voelde zich teleurgesteld dat nu weer, net als vijfhonderd jaar geleden, de plaatjes het wonnen van de sierlijke Latijnse tekst. Toen vertrok zijn gezicht, een fel licht straalde in zijn ogen en hij riep ineens luid uit: ‘Een schaar!’
Maar voordat hij verder ook maar iets had kunnen doen, stortte zich een donkere wolk collega’s over de Grote Speurder. [Noot van de redactie: Sindsdien ontbreken alle berichten over de Grote Speurder. Aangezien de enige die hem zou kunnen vinden de Grote Speurder zelf is, is de redactie niet zeker of deze reeks nog een vervolg krijgt.]