Archive for 8 december 2022

Drie evenementen rond première Le Otto Montagne

8 december 2022

Dante Leuven organiseert samen met Cinema ZED en 30CC enkele events in het kader van de première van Le Otto Montagne, de film van Felix Van Groeningen en Charlotte Vandermeersch.

  • Maandag 12 december om 16.30 uur in de schouwburg: Lieven Trio interviewt de schrijver Paolo Cognetti en regisseur Felix Van Groeningen. Het interview gebeurt in het Frans.
  • Woensdag 14 december om 19.30 en 19.45 uur in Cinema ZED Leuven: vertoning van de film Le Otto Montagne met introductie door de regisseurs.
  • Zaterdag 17 december om 20 uur in de Leuvense stadsschouwburg: concert van singer-songwriter Daniel Norgren (soundtrack van de film).

Meer informatie

Poggio Bracciolini, De varietate fortunae (IV)

8 december 2022

Vertaalfeuilleton – Episode 4 – ‘Zes tempels (?)’

Na de voorstelling, de opdracht aan de paus en mijmeringen over het noodlot, ging het in aflevering drie over monumenten uit de republiek en de tijd van Augustus. Vandaag gaat het over tempels, zonder tijdsbegrenzing.

poggio4

Vertaling

IV. De stad stond vol tempels, heiligdommen, kapellen van goden en godinnen, die de burgers vroom vereerden. Daarvan zijn er nog enkele ruïnes over. Van de opvallende Tempel van de Vrede, opgericht door de goddelijke Vespasianus, steken slechts drie bijna ongeschonden bogen uit boven de enorme ruïne van de overige zes. Ooit stonden er vele wonderlijk grote marmeren zuilen; nu staat er welgeteld een. De andere zijn uit elkaar gevallen, of liggen begraven tussen de resten van de tempel.

Daarachter was er, richting Capitoolheuvel, de Tempel van Romulus. Een deel van de antieke muur, met vierkante stenen, geeft nu nog een idee van de grandeur; het gebouw is nu een kerk, gewijd aan de heiligen Cosmas en Damianus.

Niet ver daarvan was er de Tempel van de goddelijke Antoninus en Faustina, nu gewijd aan de heilige Laurentius. Een groot aantal marmeren zuilen van de portiek doorstonden de tand des tijds. Er zijn ook nog de naast elkaar gelegen Tempels van Castor en Pollux, op een podium langs de Via Sacra, de ene richting het westen, de andere het oosten – vandaag noemt men die Maria Nova.

Ooit was het een gebruikelijke plaats om de senaat samen te roepen; nu resteren er voornamelijk ruïnes. Dikwijls ga ik erheen, met een gevoel van verbijstering, en reis in mijn geest naar de tijd toen daar senaatsbesluiten werden afgekondigd, en ik stel mijzelf dan voor hoe L. Crassus of Hortensius of Cicero er toespraken hielden.

poggio2 (1)

Er bestaat ook nog een Tempel van Vesta naast de oever van de Tiber, bij het begin van de Aventijnheuvel. Hij is rond, en staat aan alle kanten open, zonder muur, slechts ondersteund door een groot aantal zuilen. Latere generaties hebben hem gewijd aan de martelaar Stephanus.

Van de Tempel voor Minerva kan je een deel zien op de plaats waar nu het huis van de dominicanen is; vandaar ook de naam ‘sopra Minerva’. Ernaast zag ik nog de restanten van een enorme zuilengang, bedolven onder het puin: men had er de grond omgespit op zoek naar stenen om er kalk van te maken, her en der zag je er zuilen liggen.

Dicht bij de zuilengang van Minerva is er een standbeeld van een man die op zijn rug ligt. Het hoofd heeft nog een intact gelaat, en het beeld is zo groot dat het alle beelden van de stad in de schaduw stelt. Het kwam aan het licht toen iemand kuilen groef om er bomen te planten. Aangezien er elke dag meer nieuwsgierigen te hoop liepen, heeft de eigenaar van de tuin, die het lawaai en de overlast van de bezoekers beu was, het beeld weer bedekt met een laag grond.

poggio4 (5)

Duiding

Poggio’s ‘Tempel van de Vrede’ is zeker niet de ‘Tempel van de Vrede’. Hij heeft het eigenlijk over de bekende Basilica (nova) van Maxentius / Constantijn (vierde eeuw), in de buurt van het Forum Romanum.

Tot in de negentiende eeuw was er verwarring over de identificatie. De echte ‘Tempel van de Vrede’ werd opgericht door Vespasianus, in de eerste eeuw, niet ver van waar later de Basilica kwam.

Volgens Lendering – Stad in Marmer – leek de Tempel van de Vrede ‘in de verte op een forum en wordt daarom (ten onrechte) soms Forum van Vespasianus genoemd.’

Ook interessant: de zuil van de Basilica, waarover Poggio het heeft, belandde in de vroegmoderne tijd voor de Santa Maria Maggiore. Enkel in Rome …

poggio4 (2)

Poggio’s ‘Tempel van Romulus’ is … Ja, wat eigenlijk? Misschien ís het een tempel van Romulus; niet dé Romulus, maar een zoon van keizer Maxentius.

D’Onofrio mompelt iets over de Prefect, die hier thuis zou zijn geweest. Toch lijkt D’Onofrio, net als Merisalo, meer gewonnen voor de identificatie als Tempel van Jupiter Stator; in de zesde eeuw werd die dan verbouwd tot de kerk van Cosma e Damiano.

Boriaud houdt het gewoon bij ‘Tempel van Romulus’, maar denkt dat Poggio het eerder heeft over het gebouw ernaast, waarvan de resten nog bewaard zijn in de Ss. Cosma e Damiano. En volgens hem behoren die resten eigenlijk tot de Tempel van de Vrede, waarover we het al hadden.

poggio4 (6)

Poggio’s ‘Tempel van Antoninus en Faustina’ is, geruststellend, echt de tempel voor dit keizerlijke koppel. De resten van de tempel (tweede eeuw) zijn bewaard in de kerk S. Lorenzo in Miranda.

Poggio’s ‘Tempels van Castor en Pollux’ zijn dan weer volstrekt niet de Tempel (enk.) van Castor en Pollux. Hij bedoelt de Tempel van Venus en Roma, waarvan de resten nu achter (en ingewerkt in) de kerk Santa Francesca Romana liggen, vroeger ‘Maria Nuova’.

Die tempel werd gebouwd onder keizer Hadrianus (tweede eeuw), wellicht naar zijn eigen ontwerp. Over de discussies tussen die keizer en de architect Apollodorus schreef Cassius Dio vermakelijke bladzijden – ‘Ga weg en teken pompoenen!’ – al liepen ze voor Apollodorus niet zo goed af…

venus_roma

De senaat kwam inderdaad wel eens samen in de (oorspronkelijk republikeinse) Tempel van Castor en Pollux. Poggio reist naar eigen zeggen in zijn geest naar de tijd ‘toen daar senaatsbesluiten werden afgekondigd’, en stelt zichzelf dan voor ‘hoe L. Crassus of Hortensius of Cicero er toespraken hielden’.

Naar de Romeinse tijd reizen: de fascinatie is van alle tijden. Er zijn vele boeken aan gewijd :-). En volgens Meta’s recente reclamecampagne zullen we spoedig Marcus Antonius zien debatteren in de Metaverse.

poggio4 (3)

Geen wonder dus dat ook Poggio graag getuige zou zijn van de grote Licinius Crassus of Hortensius Hortalus of Cicero himself. Maar dan moest hij wel eerst de juiste tempel vinden.

Poggio’s ‘Tempel van Vesta’ is niet de ‘Tempel van Vesta’, maar de (in deze vorm republikeinse) Tempel van Hercules ‘Victor’ / ‘Invictus’ / ‘Olivarius’ aan het Forum Boarium.

Als kerk kreeg hij onder andere de naam Santo Stefano Rotondo – niet te verwarren met die op de Celio – en Santo Stefano delle Carrozze. Ook vandaag is er nog wel eens iemand die het over een Vesta-tempel heeft, wellicht wegens de vormgelijkenis met de echte op het Forum Romanum.

poggio4 (4)

Is Poggio’s ‘Tempel van Minerva’ de Tempel van Minerva? De beschrijving situeert zich in ieder geval op het Marsveld, en daar staat nu de dominicanerkerk Santa Maria sopra Minerva.

Het tempeltje waar de kerk haar naam aan ontleende, bevond zich echter wat verder, wellicht aan de huidige Piazza del Collegio Romano. Boriaud twijfelt er niet over: Poggio zag volgens hem resten van de Tempel van Isis.

Merisalo is genuanceerder, maar laat de mogelijkheid open. Net als D’Onofrio laat zij ook haar licht schijnen op ‘de restanten van een enorme zuilengang’: mogelijks gaat het om resten van de ‘Porticus van de Argonauten’, die liep langs de antieke Saepta Julia.

In republikeinse tijden kwam op dat plein de volksvergadering samen. Aan de kanten lagen zuilengalerijen, waarvan er kennelijk één versierd was met taferelen over Jason en z’n kornuiten.

poggio4 (7)

En wat dan met ‘het standbeeld van een man die op zijn rug ligt’? Volgens Boriaud en D’Onofrio kan het gaan om de Nijl – nu in de Vaticaanse Musea – of de Tiber – nu in het Louvre. Boriaud voegt er nog ‘Oceanus’ aan toe – nu verloren.

In het Latijn staat er: ‘Prope porticum Minervae statua est recubantis’. Het lijkt logisch om dit letterlijk te vertalen als ‘Dicht bij de zuilengang van Minerva is er een standbeeld van een op zijn rug liggende.’ De ‘zuilengang van Minerva’ is dan wellicht gewoon die waar Poggio het net over had – fout geïdentificeerd, weliswaar.

Hier wil Merisalo de zaken graag wat complexer maken. In theorie kan de genitief ‘Minervae’ grammaticaal ook bij ‘statua recubantis’ horen: ‘een standbeeld van een op haar rug liggende Minerva’. Zelf noemt Merisalo het een ‘concetto poco frequente’; terecht.

Vervolgens heeft ze ook haar twijfels over de beelden van Nijl en Tiber. Pas rond 1512 kwamen die standbeelden definitief aan het licht: zou men sinds Poggio’s tijd echt het beeld onder de grond hebben laten zitten? Bovendien: noch Nijl noch Tiber zijn zo kolossaal als Poggio ze beschrijft. Toch maar de verdwenen Oceanus dan?

Heel interessant – en pijnlijk – is de prozaïsche kijk die Poggio hier biedt op de vijftiende-eeuwse omgang met antieke monumenten. Dat vele kostbare stenen in die tijd tot praktische kalk werden verwerkt, is bekend, maar blijft shockeren.

Lolliger is het verhaal van de tuineigenaar: om vervelende beeldenkijkers weg te houden, zou hij het beeld terug onder de grond hebben gestoken. Voor de gelukkigen onder de S.P.Q.R.-leden met een huisje in Italië: wil je je tuin niet tot archeologische site laten uitroepen, blijf er dan met je spade uit!

Over een tweetal weken komen de volgende zes tempels aan bod. Maar … zijn het wel tempels? Té spannend, ik weet het.

Bruno Vantomme
brunovantomme@hotmail.com