Eeuwenlang was het Syrische Palmyra een bruisend centrum van handel en cultuur. In de oudheid was Palmyra een belangrijke oase op de zijderoute, maar de stad raakte in verval en in de vergetelheid. Tot de zeventiende eeuw, toen de ruïnes herontdekt werden.
Na het verkrijgen van het predicaat Unesco Werelderfgoed, groeide de stad uit tot een populaire archeologische trekpleister, maar vanaf 2011 werd Palmyra een strijdtoneel in de Syrische burgeroorlog.

De jongste jaren had de ruïnestad zwaar te lijden onder de aanwezigheid van IS, die alle grote monumenten en beelden heeft vernietigd.
De ruïnes werden verder verwoest, maar bleven de verschillende partijen tot propaganda voor hun zaak dienen. De rust is er nu weergekeerd, maar de vraag is hoe de toekomst van deze iconische plek eruitziet.
Tot aan de Syrische burgeroorlog lokten de restanten van de ooit welvarende stadstaat, die op de Unescolijst ‘Werelderfgoed in Gevaar’ staat, jaarlijks honderdduizenden bezoekers.

Archeoloog en kunstenaar Theo de Feyter kent Palmyra door en door. Hij nam deel aan opgravingen in Syrië en werkte er als reisleider. Hij maakte reportagetekeningen over Syrië voor onder meer NRC Handelsblad.
In zijn nieuwe boek geeft hij de lezer een uniek overzicht in woord en beeld van het heden en het verleden van de inmiddels verwoeste Stad van Duizend Zuilen.
Aan de hand van zijn ter plekke gemaakte tekeningen en schilderijen vertelt De Feyter over het heden en verleden en de archeologie van Palmyra.

Palmyra (of Palmira, de Palmenstad) in Syrië, gelegen in het noorden van de Syrische Woestijn, situeert zich in de nabijheid van de aardoliepijpleiding van Kirkoek naar de kust.
In de stad bevinden zich uitgestrekte ruïnes uit de Romeinse tijd die vanaf 1930 systematisch werden opgegraven.
Zij omvatten onder meer een in een grote temenos gelegen, aan Baäl gewijde tempel (gesticht in 32 v. Chr.), omgeven door ongeveer 15 m hoge zuilen, een theater, een triomfboog, de door zuilenrijen omgeven hoofdstraat en de cella van een aan Baälsjemin gewijde tempel.

Buiten de stad zijn graftorens met kelders (in vele gevallen bestemd voor meer dan honderd personen) blootgelegd.
De talrijke, in de kelders gevonden beelden uit de tweede en de derde eeuw na Chr., opgesteld in nissen voor de loculi, zien er met hun weinig plastische vorm en levenloze gelaatsuitdrukking meer Oosters uit dan Romeins.
Eén van de fraaiste grafkelders uit Palmyra, die van de hogepriester Iarhaï, staat opgesteld in het Nationaal Museum te Damascus.

In een in 1975 opgegraven, aan de Arabische godin Allath gewijde tempel (vermoedelijk midden tweede eeuw na Chr.) werden onder meer Romeinse munten en olielampen en delen van een beeld van Athena Parthenos gevonden.
Palmyra, door de Assyriërs omstreeks 1100 v. Chr. als Tadmor vermeld en later gehelleniseerd, werd in 17 na Chr. onder keizer Tiberius een vazal van Rome en onder Lucius Septimius Severus een Romeinse kolonie.

Sedert het einde van het Rijk der Nabateeërs in het huidige Jordanië en Sinaï (106 na Chr.) was de stad het centrum van doorgangshandel tussen Syrië en Perzië.
In de anarchie tijdens Gallienus (ca. 260) werd Palmyra een feitelijk onafhankelijke bufferstaat tussen Rome en het Nieuw-Perzische Rijk.

Onder de stadskoning Odaenathus en zijn weduwe Zenobia (Betzabbai), die voor haar minderjarige zoon Athenodorus (Wahballat) regeerde, breidde het zijn macht over Voor-Azië, Egypte en een groot deel van Klein-Azië uit.
Aan het Palmyreense rijk werd een einde gemaakt door keizer Aurelianus, die de stad veroverde in 273 na Chr. In 634 werd Palmyra door de Arabieren veroverd. In de daaropvolgende eeuwen zou de stad woelige periodes blijven doormaken.
Palmyra – Heden en verleden van een ruïnestad
Auteur: Theo de Feyter
Taal: Nederlands
Uitgeverij: Omniboek
Eerste druk: 17 november 2022
Aantal pagina’s: 272, met illustraties
Gewicht: 961 g
Afmetingen: 247 mm x 178 mm x 30 mm
EAN 9789401918800
Prijs: 25 euro
E-book: 12,99 euro
