In Spanje verbergt het waterbekken van As Conchas het grootste deel van het jaar één van de belangrijkste archeologische vindplaatsen van Romeinse oorsprong in Galicië.
Dat is het Romeinse fort Aquis Querquennis, in Galicië ook wel bekend als ‘A Cidá’, wat ‘de stad’ betekent. Aquis Querquennis ligt aan de rivier Limia in de huidige gemeente Bande in de Spaanse autonome regio Galicië.
Het legerkamp werd gebouwd in de periode tussen 69 en 79 na Christus om soldaten te huisvesten die de Via XVIII of de Via Nova bouwden. Die weg verbond de steden Bracara Augusta (het huidige Braga) en Asturica Augusta (het huidige Astorga) met elkaar over een afstand van ongeveer 330 km.
Het fort werd gebruikt door het derde cohort van de Legio VII Gemina totdat die eenheid in 120 na Chr. naar Dacia werd gestuurd. Daarna werd de kampplaats verlaten.

Dit Romeinse erfgoed is het grootste deel van het jaar niet te bezoeken of te onderzoeken omdat het onder water ligt. Maar door de droogte van de vorige zomer, waarbij het waterniveau daalde tot op minder dan de helft van de capaciteit, is het Romeinse complex de voorbije maanden helemaal onderzocht en in kaart gebracht. Jarenlang beperkte het onderzoek zich vooral tot luchtfotografie.
De site werd voor het eerst ontdekt in de jaren ’20 van de vorige eeuw. De eerste opgravingen gebeurden door Florentino López Cuevillas. Toen de Spaanse burgeroorlog uitbrak in 1936 werden alle opgravingen in het gebied opgeschort.
In 1947 kwam het terrein in handen van het energiebedrijf Unión Fenosa, dat in de rivier de stuwdam Encoro das Conchas aanlegde. Twee jaar later kwam de site onder water te staan door de aanleg van het As Conchas-reservoir.
Pas in 1975, het jaar dat Franco stierf, gaf het bedrijf toestemming voor nieuwe opgravingen en werd het archeologische onderzoek van Aquis Querquennis weer hervat.
Archeoloog Antonio Rodríguez Colmenero onderzocht de site gedurende bijna twintig jaar, waarbij hij zich vooral concentreerde op de noordwestelijke hoek van het terrein.
Degelijk onderzoek is moeilijk omdat grote delen van de site alleen zichtbaar worden als het waterpeil daalt. De voorbije zomer deed zich dus een buitenkans voor en werden de restanten voor het eerst volledig zichtbaar.

Het legerkamp, vermoedelijk het grootste van het Iberisch schiereiland, is 3 hectare groot en heeft de klassieke vorm van een castra. Het is rechthoekig en wordt doorsneden door twee wegen die elkaar kruisen: de Via Principalis en de Via Praetoria.
In Aquis Querquennis is de Via Principalis 4 m breed. De buitenmuur is 3,20 m hoog en heeft afgeronde hoeken. Hij is opgetrokken uit kleine brokken graniet in een bouwstijl die opus vittatum genoemd wordt.
De schietgaten hebben de vorm van een halve cilinder, en zijn bedekt door torentjes die 10 cm naar buiten en 30 cm naar binnen steken. Tussen de buitenmuur en de gebouwen binnen het kamp bevindt zich een intervallum van 11 m.

Aan de buitenkant van de muur bevindt zich een gracht in de vorm van een V, met een breedte van 4 m en een diepte van 3 m. Van de vier poorten zijn de porta principalis sinistra en de porta decumana opgegraven.
De weg gaat in twee weghelften door de porta principalis sinistra; deze zijn gescheiden door een pilaar. De porta decumana heeft slechts één opening.
Het centrale gebouw was waarschijnlijk het hoofdkwartier (praetorium). Dit gebouw is rechthoekig, met een breedte van 34,8 m en een diepte van 32,1 m. Het bestaat uit een voorhof (vestibulum), dat omgeven is door een omgang (deambulatorium) die overdekt is, en open naar de buitenkant.

Na het voorhof is er een rechthoekige binnenplaats, in de vorm van een peristilium met zuilengalerijen aan drie kanten. Daarna is er een basilica. Deze heeft een grote centrale ingang en twee smallere ingangen aan de zijkanten.
Aan de achterkant bevinden zich de tempelgebouwen van de officieren. Deze bestaan uit de centrale tempel (aedes), die omgeven is door vijf gebouwen: twee aan de noodkant en drie aan de zuidkant. Mogelijk bevonden zich hier de archieven.
De vloer van de tempelgebouwen is van grof zand, de andere gebouwen van het praetorium hebben een kleivloer.
Er zijn drie barakken gevonden, die zich bevinden rondom een centraal plein met een cisterne. Deze barakken zijn 3 bij 3 m groot en hebben een zandvloer. Ze bevatten twee ruimten en hadden een haard. De deur was naar het zuiden gericht. In elke barak verbleven acht soldaten.

Er zijn tevens twee rechthoekige graanschuren. Deze zijn opgetrokken op rijen van stenen palen. De muren zijn dik en hebben steunberen. Hierdoor denkt men dat deze gebouwen door een gewelf overdekt waren.
Verder is er een bijna rechthoekig gebouwencomplex waarvan men vermoedt dat dit het valetudinarium (ziekenkamer) is. Het bestaat uit verschillende vierkante gebouwen rondom een centraal plein met een impluvium. Mogelijk had dit plein houten zuilen die op een lage stenen muur rustten.
(Bron beschrijving Aquis Querquennis: Wikipedia)