We zetten onze reeks over de heilige Agnes, van wie de naamdag op (21 januari werd gevierd, nog heel even voort. We kunnen immers niet omheen het mausoleum van Santa Costanza, dat onlosmakelijk verbonden is met de (geschiedenis van de) Sant’Agnese fuori le mura, die we eerder bezochten.
De dochters van keizer Constantijn, Helena en Constantina, werden zoals de vorige dagen reeds is verteld, in dit vierde-eeuwse ronde mausoleum begraven. Constantina was eerst getrouwd met Flavius Hanniballianus en later met onderkeizer Gallus. Helena was getrouwd met de latere keizer Julianus de Afvallige (361-363) of Julianus Apostata.
Nog vóór de zesde eeuw werd het ronde gebouw een baptisterium, waarna het in 1254 werd geconsacreerd als kerk en gewijd aan Santa Costanza, waarmee niet de dochter van Constantijn wordt bedoeld die niet echt een heilig leven leidde. Het zou gaan om een gelijknamige non uit latere tijden. Dat maakt de verwarring die nogal eens ontstaat over dit complex, nog wat groter.
Er steekt een absurditeit in de benamingen welke men vandaag aan de onderdelen van het Complesso Archeologico di Santa Agnese e Santa Costanza geeft.
Het gebouw dat tegenwoordig met basilica wordt aangeduid, dateert uit de zevende eeuw (paus Honorius I, 625-638), terwijl de eigenlijke basilica uit de vierde eeuw, de basilica Constantiniana geheten, toegewijd aan Agnes en waarvan alleen nog ruïnes overblijven, zich ten noordwesten ervan bevindt, naast het mausoleum van Costanza.
Die dus vermoedelijk niet dezelfde is dan de keizerlijke dochter. Deze ruïnes konden pas in 1954-1955 geïdentificeerd worden, maar zijn vandaag volledig gerestaureerd.
De porfieren sarcofaag van Constantina werd teruggevonden en staat nu in de Sala a Croce Greca van de Vaticaanse Musea, naast de sarcofaag van haar grootmoeder, de heilige Helena.
Hier in het mausoleum werd de originele sarcofaag van Constantina vervangen door een kopie. Recent onderzoek wees uit dat het mausoleum eigenlijk zou gebouwd zijn door de kleindochter van Constantijn, wat natuurlijk niet uitsluit dat de dochters van Constantijn hier begraven werden.
De plaasteren kopie van de sarcofaag van Constantina staat achteraan in de nis tegenover de ingang. Het belang van deze nis is duidelijk: hoe dichter men deze nis nadert, hoe rijker de omringende mozaïeken waren. Boven de sarcofaag bleef echter slechts een deel behouden van een mozaïek met een stervormig design.
De sarcofaag zelf is een vroeg voorbeeld van de wijze waarop heidense symboliek voor christelijk gebruik werd aangepast. Hij is overdekt met reliëfs van schapen, pauwen waarvan het vlees naar men meende niet bedierf, en scènes uit de wijnoogst.
De uit Venetië afkomstige paus Paulus II (1464-1471), de man die het Palazzo Venezia liet bouwen, had zijn oog laten vallen op deze sarcofaag en wilde ze voor zijn graf gebruiken. Maar de paus had pech. Nog voordat de sarcofaag goed en wel was overgebracht naar de Sint-Pietersbasiliek stierf hij onverwacht.
Zijn opvolger Sixtus IV liet de sarcofaag naar de oorspronkelijke plek terugbrengen. Ruim driehonderd jaar later, in 1791, verhuisde de originele sarcofaag uiteindelijk in opdracht van paus Pius VI toch naar de Vaticaanse Musea.
De negentiende-eeuwse Franse schrijver Stendhal was in zijn ‘Promenades dans Rome’ (1829) duidelijk geen voorstander van het mausoleum van Santa Costanza. Hij schrijft: ‘Dit bouwwerk stamt uit de periode van uiterste decadentie. Zolang het paganisme heerste is de architectuur nooit zo diep gevallen’.
De man vergiste zich. Integendeel, het gebouw geldt als een van de mooiste voorbeelden van de bouwkunst uit de late oudheid in Rome. Het lijkt op de oude ronde graftombes, zoals de mausolea van Hadrianus en Augustus.
Het ronde bouwwerk bestaat uit drie boven elkaar geplaatste cilinders van verschillende grootte en hoogte. Het werd oorspronkelijk omgeven door een zuilengang die echter, zoals ook de met twee absiden uitgeruste ovalen voorhal, verloren is gegaan.
Bedenk dat de linkerzijmuur van de verdwenen basiliek van Constantina opgelijnd was met de voorkant van de verdwenen ovale voorhal van het mausoleum. De gevel lag loodrecht op de linker apsis van de voorhal. Het mausoleum vormde dus een groot uitgevallen kapel aan het begin van de linkerbeuk van de immense basiliek.
Het mausoleum behoort samen met het baptisterium bij Sint-Jan-in-Lateranen tot de eerste voorbeelden van een christelijk gebouw met ronde vorm, omgeven door een ambulacrum. Latere voorbeelden zijn de kerk van Santo Stefano Rotondo en, buiten Rome, de kerk van Santa Sofia in Benevento, die in de achtste eeuw door de Longobarden werd opgericht.
Allemaal gaan ze terug op voorbeelden uit de oudheid, waaronder tempels, mausolea en nymphaea zoals het Pantheon, het Mausoleum van Augustus, en de zogenaamde Tempel van Minerva Medica, achter Stazione Termini.
Een gelijkaardig voorbeeld is het mausoleum van Helena, de moeder van Constantijn, de huidige Tor Pignatarra, naast de Constantijnse Basilica dei Santi Marcellino e Pietro langs de Via Labicana, tegenwoordig Via Casilina. Het gebouw roept tevens herinneringen op aan de voorchristelijke Romeinse graftombes, zoals het mausoleum van Caecilia Metella en dit van Cotta langs de Via Appia.
Het interieur maakt indruk door de manier waarop de verschillende onderdelen samen zorgen voor een uiterst harmonieuze ruimtewerking.
Het bestaat uit een rotonde, overdekt door een koepel en omgeven door een deambulatorium, hiervan gescheiden door twaalf paar prachtige zuilen uit graniet, allemaal afkomstig uit vroegere gebouwen uit de oudheid.
De Korinthische kapitelen vormen een ringvormige arcade en dragen de koepel. De kapitelen zijn onderling, paar per paar, verbonden door stompen van architraven (pulvini) die radiair zijn geplaatst, waardoor als het ware een zowel centrifugaal als centripetaal werkend gevoel wordt gecreëerd, dat de relatieve duisternis van het ambulacrum naar het stralende licht van het centrum begeleidt en omgekeerd.
De koepel boven het centrale gedeelte heeft een diameter van 22,5 m en werd ontworpen volgens een typisch Romeinse constructietechniek, bestaande uit ribben met daartussen aaneengesloten metselwerk in baksteen, dat als bekleding dient voor een compacte betonlaag in puim- en tufsteen.
Aan de binnenkant was de koepel oorspronkelijk bekleed met mozaïeken, welke nu zijn verdwenen, terwijl de wanden eronder een marmeren versiering in opus sectile hadden; hiervan zijn alleen nog enkele afbeeldingen op oude tekeningen overgebleven. Daarover zo meteen meer.
De versiering werd weggenomen door paus Urbanus VIII (1623-1644), omdat het koepelgewelf dreigde in te storten. Met de technische middelen waarover men vandaag beschikt, zou dat niet meer hoeven te gebeuren en had men deze versieringen kunnen redden.
Nu blijven alleen nog de twaalf grote vensters over, die het gebouw verlichten met een dynamiek waaraan het ook vandaag nog voor een deel zijn aantrekkingskracht te danken heeft.
Op zichzelf is de vierde-eeuwse koepel merkwaardig, hij bestaat uit een mengeling van tufa en puimsteen. Om de zuilenparen loopt een omgang die met een tongewelf is overdekt. In de buitenmuur van deze lage omgang zijn afwisselend halfronde en rechthoekige nissen aangebracht. Op de vier uiteinden van de hoofdassen verbreden de nissen zich tot kleine kapellen, zodat min of meer de vorm van een Grieks kruis ontstaat.
Het interieur was ooit helemaal versierd met marmeren inlegwerk en mozaïeken. In de zestiende eeuw werden schetsen van de oorspronkelijke versiering van de koepel gemaakt door de Portugese schilder en beeldhouwer Francisco d’Olanda of de Holanda (1517-1585). Ze bevinden zich nu in het Spaanse Escorial-complex, nabij Madrid.
Op deze schetsen zien we mozaïeken die taferelen tonen met villa’s aan de waterkant, van elkaar gescheiden door kariatiden die, net als Daphne, in gebladerte overgingen. De christelijke betekenis van deze decoratie lijkt op het eerste gezicht twijfelachtig, gezien de gelijkenis met scènes uit de Pompeïsche schilderkunst.
Maar er bestond tijdens de vierde eeuw nog geen specifiek christelijke iconografie. Misschien heeft men hier een poging gedaan om de Jordaan uit te beelden, die later een geliefd onderwerp van kerkmozaïeken zou worden.
Twaalf eeuwen na hun ontstaan werd dit meesterwerk uit de vierde eeuw helaas vernietigd om in de plaats de huidige waardeloze fresco’s te maken. Gelukkig bevinden zich in de buitenste galerij nog enkele schitterende vierde-eeuwse gewelfmozaïeken.
Ze ontstonden in een periode toen de kunst na het bewind van Constantijn een nieuwe bloei beleefde. Er is een tijdschakelaar bij het binnenkomen links, die ook hier met muntjes werkt.
We zien een afwisseling van geometrische motieven, taferelen uit de wijnoogst, portretten gevat in clipei, waarop we links en rechts van de frontale nis Constantina en haar eerste echtgenoot, Hannibalianus, kunnen herkennen.
Ook hier bewijst de mengeling van heidense en christelijke motieven dat we hier nog zeer vroeg in de christelijke era zijn.
De achtergrond is wit, zoals bij de Romeinse vloermozaïeken, en de ornamenten bestaan uit geometrische of bloemmotieven, die wijnranken en takken met fruit en bloesem omvatten, waartussen zich vogels, amforen en nog andere zuivere profane elementen bevinden.
Kleine, halfnaakte figuurtjes, die aan cupidootjes doen denken, wisselen af met traditionele tafereeltjes uit bijvoorbeeld de wijnpluk, en zijn uitgevoerd in zachte schakeringen waarin hier en daar wat goud glinstert.
Het gaat om de mooiste mozaïeken van Rome in hun soort. Ze behoren ook tot de oudste christelijke mozaïeken, indien we ze tenminste als christelijk beschouwen.
Ze zijn sierlijk en spontaan in ontwerp en uitvoering, maar op enkele zeldzame Bijbelse connotaties na, zoals de vruchtbare wijnstok, ontbreekt elke christelijke inhoud, want in de vroege vierde eeuw was er zoals verteld nog geen eensluidende canon voor de christelijke iconografie gevonden.
De vier nissen, die overeenstemmen met de vier assen, hebben vrij grote afmetingen: volgens hun twee longitudinale assen zijn ze rechthoekig, maar halfcirkelvormig volgens de transversale.
Het intercolumnium tussen het twee paar zuilen voor elke nis is breder dan de andere: op die manier wordt de voorstelling van een kruis gevormd binnen een cirkelvormige omtrek. De nis tegenover de ingang herbergt de voormelde sarcofaag van Constantina.
De mozaïeken in de nissen, links en rechts ten opzichte van het centrum, dateren uit de vijfde of de zevende eeuw en behandelen wel christelijke thema’s. Links zien we de jonge Christus die, voor een landschap, aan Petrus en Paulus de symbolen van de goddelijke wet schenkt, de traditio legis.
Rechts, op een behoorlijk beschadigd deel, kreeg Petrus de sleutels van het hemelrijk, de ‘traditio clavium’, maar bij een restauratie tijdens de negentiende eeuw werden de sleutels vervangen door een wetsrol. Kijk ook naar de mooie omlijsting met prachtige slingers van vruchten en bladeren.
Als je bij het verlaten van het mausoleum naar links stapt, zie je zowat honderd meter verder in het groen de weinige resten van de basiliek van Constantina. Deze basilica werd na de dood van Constantijn tussen 337 en 350 naast het graf van Agnes gebouwd door zijn dochter of gelijknamige kleindochter.
De ruïnes omvatten onder andere een buitenmuur met een rond venster in de apsis. Het plan van de basiliek was volledig in overeenstemming met de vroeg-christelijke basilica’s in Rome. Vóór de basiliek lag een groot atrium, waarvan de rechter voorhoek nu de toegang is tot de trappen die leiden naar de Santa Agnese en de catacomben.
Het gebouw was ongeveer honderd meter lang en bijna vijftig meter breed, met daarvoor een atrium van vijftig bij vijftig. Uiterst merkwaardig is dat deze basiliek een kooromgang had. Op dit gebouw komen we morgen nog even terug.
Tijdens de zeventiende en de achttiende eeuw hielden Nederlandse en Vlaamse kunstenaars in de Santa Costanza nachtelijke bijeenkomsten. Ze behoorden tot een in 1623 gestichte schildersgroepering bekend onder de naam ‘bent’, de bende, en die onafhankelijk was van de Romeinse Sint-Lucasgilde.
De leden vormden de Bentvogels of Bentvueg(h)els. Bijna vijfhonderd kunstenaars uit de Lage Landen waren ooit lid van deze groepering. Ook daarover vertellen we binnenkort meer, want er is een mooie tentoonstelling over de Bentvogels op komst.
Hartelijk dank aan
clublid Frans Veevaete
voor de medewerking
aan deze bijdrage