Archive for 4 februari 2023

De grotendeels verdwenen basilica constantiniana

4 februari 2023

Van de basilica constantiniana resteren vandaag alleen nog enkele indrukwekkende ruïnes, die vooral goed te zien zijn vanaf Piazza Annibaliano, te bereiken als je voorbij het Sant’Agnese-complex links de Via di Sant’Agnese inslaat. Deze straat eindigt op het plein.

Het ging om een basilica in de vorm van een Romeins circus, zoals we ook zien bij San Lorenzo fuori le Mura, een overdekte begraafplaats van aanzienlijke afmetingen, 39,04 m op 96,47 m, gebouwd tussen 338 en 351 door Constantina, de dochter van Constantijn en Fausta, op een terrein dat eigendom was van de familie en waar zich tevens het graf van Agnes bevond.

agnese_basilica (5)

De basilica werd opgetrokken naast en niet boven het graf van Agnes, zoals ook op andere plaatsen al het geval was geweest, en de constructie ervan droeg ertoe bij dat de necropool boven regio IV van de catacombe in onbruik geraakte.

Ze moet gezien worden als een onderdeel van een veel ruimere bouwcampagne die tijdens de loop van de vierde eeuw op stapel werd gezet ten gunste van de christenen door Constantijn en zijn familie na het Edict van Milaan in 313.

Bouwwerken als de basilica constantiniana dienen in nauw verband te worden gebracht met de christelijke dodencultus, in het bijzonder wanneer die doden martelaren waren geweest.

Daarom kunnen we tevens veronderstellen dat de vloer van de basilica bedekt was met graftombes van plaatselijke gelovigen. Deze werden immers voor een deel blootgelegd tijdens de opgravingen van 1999.

De enige redenen waarvoor dergelijke basilica’s nog werden gebruikt bestonden in het vieren van begrafenisbanketten en in het opdragen van een jaarlijkse mis op de sterfdag van de martelaar.

In tegenstelling tot de meeste basilica’s, werd een circusbasilica gekenmerkt door het feit dat de twee zijschepen niet doodliepen tegen de achtergevel waar normaal de absis werd gebouwd, doch gewoon in elkaar overgingen zoals de curvatuur van een klassiek Romeins circus.

De zuilen ervan ondersteunden arcaden in metselwerk in plaats van een doorlopend entablement, terwijl de zijschepen overdekt waren met een dak dat aan de ene kant op die arcaden steunde en aan de andere op de buitenmuren, op korte afstand boven de grote rechthoekige vensters.

Vooraan en centraal in het middenschip stond een aula, die een breedte van 5,7 m had en alleen uit tufsteentjes was opgetrokken. Die functie hiervan is onzeker, en sommigen hebben zelfs geopperd dat het om de ware plek ging waar Constantina was begraven.

Het gebouw was vermoedelijk omgeven door andere graftombes en mausolea, waarvan vandaag alleen dit van de prinses overeind is gebleven. In de omgeving waren plantages en wijngaarden aangelegd, want we bevonden ons immers op een plek buiten de bewoonde wereld van Rome.

Over de geschiedenis van de basilica kunnen we voorlopig kort zijn: paus Liberius (352-366) zocht hier in 358 een onderkomen, toen de Heilige Stoel door tegenpaus Felix werd bezet. Opnieuw als gevolg van een andere tegenpaus die de zetel van Lateranen bezet hield, was Bonifacius I (418-422) verplicht hier het Paasdoopsel toe te dienen.

Paus Symmachus (498-514) liet het gebouw restaureren, hoewel van die werkzaamheden geen sporen werden teruggevonden. Vermoedelijk werd de basilica in de zevende eeuw verlaten, toen paus Honorius de huidige kerk liet oprichten, waarna het verval zich instelde.

In de zestiende eeuw werd de basilica terug ontdekt door de Maltese geleerde Antonio Bosio (1576-1629), bekend als auteur van Roma Sotterranea (1632) en in het laatste decennium van de twintigste eeuw werd ze grondig bestudeerd en gerestaureerd.

Zoals we reeds vermeld hebben, bestond de grote circusvormige structuur uit drie schepen en vormden de zijschepen geen aparte entiteiten doch een doorlopend deambulatorium, overdekt met een dak, zoals we typisch terugvinden bij de basilica’s uit de Constantijnse tijd.

agnese_basilica (2)

De buitenmuren waren opgetrokken in opus vittatum (listatum), dit wil zeggen rijen bakstenen, afgewisseld met rijen tufsteenblokjes, en voorzien van brede vensters en van een centrale oculus. De constructie kan tot één enkele bouwfase worden teruggebracht, namelijk die waarin Constantijn en zijn dynastie tijdens de vierde eeuw een grote bouwactiviteit aan de dag legden.

De basilica was bestemd voor een begraafplaats, zoals de graven die tijdens de opgravingen van 1999 onder de huidige begane grond werden teruggevonden, aantonen. Aan de binnenzijde van de buitenmuur werden loculi uitgekapt, die een tijdlang waren afgesloten door voorzetplaten, later weggehaald omdat ze waarschijnlijk uit marmer bestonden, terwijl de inhoud door relikwiejagers werd weggeroofd.

Eén van de steunberen aan de buitenzijde werd waarschijnlijk gebouwd door paus Symmachus tussen 498 en 514. Zoals we boven reeds schreven geraakte de basilica in onbruik, toen paus Honorius I in de zevende eeuw de huidige Basilica di Sant’Agnese liet bouwen.

Over de lotgevallen van het monument tijdens de latere eeuwen hebben we geen informatie, maar er moeten sporadische tussenkomsten zijn geweest, gericht op het versterken van de steunberen aan de buitenkant. Als gevolg daarvan heeft de basilica nog steeds haar oorspronkelijke uitzicht, afgezien van een gedeeltelijke heropbouw van de zuidelijke muur tijdens de ‘Saraceense’ middeleeuwen.

Van de basilica ging een pittoresk en suggestief beeld uit, zodat ze vanaf het Cinquecento, als gevolg van een gebrekkige kennis over haar oorspronkelijke functies, vaak is voorgesteld als de bouwval van een antiek Romeins circus.

Doch reeds met de studies van Antonio Bosio uit 1593 en daarna vooral door die van de Duitse archeoloog en kunsthistoricus Friedrich Wilhelm Deichmann (1909-1993), werd de hypothese naar voren geschoven dat de elliptische muur, palend aan het Mausoleum van Costanza, oorspronkelijk behoorde tot een oudchristelijke basilica.

Vanaf de tweede helft van de twintigste eeuw werd de basilica constantiniana het onderwerp van studie en begonnen er tevens archeologische opgravingen, die de door Deichmann vooropgestelde hypothese aangaande het bestaan van een gebouw van het type van een oudchristelijke basilica op deze plek bevestigden.

De opgravingen tijdens de jaren 1954-1955 brachten inderdaad de funderingen aan het licht van een indrukwekkende structuur met drie schepen, met een halfcirkelvormige absis en een ringvormig deambulatorium.

Vanaf 1959 tot 1967 maakte de toenmalige Soprintendenza ai monumenti del Lazio, de nodige voorbereidingen om ter hoogte van de zich nog bovengronds bevindende structuren, die ondanks de langdurige leegstand de tijden hadden overleefd, versterkings- en restauratiewerken uit te voeren, vooral ter hoogte van de westelijke zijkant. Daar had zich reeds vanaf de zeventiende tot de achttiende eeuw, zoals we weten van etsen van Piranesi, een instorting van de muur had voorgedaan.

De interventie, die een aanzienlijke omvang had, bestond in het aanbrengen van palen uit gewapend beton op de vooraf bestaande funderingen en op de horizontale verankeringen tot aan de er achterliggende oppervlakte. De buitenmuur werd herbouwd, eveneens in gewapend beton, maar bezet met een bekleding die het antieke uitzicht moest nabootsen.

Andere werkzaamheden hadden betrekking op het verwijderen van latere overbodige toevoegingen, op het optrekken van twee nieuwe steunberen in metselwerk, het herstellen van diepe defecten in de oorspronkelijke muren, het impregneren van de muren met epoxyharsen, het vervangen van de vensterposten en -bovenranden en het herstel van de bekleding van het muurwerk en de bovenranden ervan.

agnese_basilica (3)

Ondanks deze tussenkomsten bleef het indrukwekkende bouwwerk gevoelig aan statische onevenwichten. De toestand van verval van de basilica bleek dermate ernstig dat de Soprintendenza Archeologica di Roma een dringende interventie moest uitvoeren aan één van de steunberen van de absismuur aan de westelijke zijde.

Omdat de bekleding en de binnenkern losgekomen waren, werd de statische functie niet langer gegarandeerd en was ze niet langer efficiënt om te weerstaan aan de druk van het opgehoogde niveau binnenin het gebouw.

Na een accurate historische en technische studie van het monument, werd een uitbreiding van de oorspronkelijke fundering uitgevoerd tot op een diepte van 2,5 m met blokken tufsteen en mortel, pozzolana en met een reconstructie van de rand van de steunbeer tot op een hoogte van 6 m.

Met andere woorden: er werd een soort pilaster gebouwd, volledig uit baksteen, ingrijpend op het reeds bestaande muurwerk, diep verankerd en nog eens vastgemaakt met drie metalen kettingen welke onder het oppervlak werden aangebracht, dit om de hechting aan de buitenmuur van de basilica te verzekeren.

De oppervlakte van de bekleding werd uitgevoerd in opus listatum, zodat ze hetzelfde uitzicht zou hebben als de rest van de steunmuur. Omdat het om een recente toevoeging ging, koos men niet voor een perfecte imitatie van de bestaande muren, aangezien dit een bedrieglijk en verwarrend beeld zou oproepen bij de perceptie en de historische lectuur van het monument.

De enige kunstgreep die men heeft toegepast bestond erin de mortelvoegen van de nieuwbouw te laten doorlopen met die van het oorspronkelijke bouwwerk en nieuwe tufsteenblokjes te gebruiken om zonder al te veel nadruk aan te geven dat het om een moderne interventie ging.

De toestand waarin de oude basilica werd aangetroffen was lamentabel als gevolg van de talrijke loslatingen en defecten over een groot gedeelte van het muuroppervlak, vooral ter hoogte van de buitenste steunberen van de absis.

Dit is toe te schrijven aan uiteenlopende factoren die wel sterk met elkaar waren verbonden en die vooral het gevolg waren van de eerder zwakke oorspronkelijke structuren die onvoldoende bestand waren tegen de druk van het opgehoogde binnenste niveau en van de sterke aantasting van de materialen, wat zowel het gevolg was van hun minderwaardige kwaliteit als van de langdurige blootstelling aan de atmosferische invloeden en de tand des tijds.

Daar moet men nog de bijzondere ligging van het monument aan toevoegen: op een insnijding van de heuvel tussen de Via Nomentana en Piazza Annibaliano, naast het aangeslibde land waarop men de basilica heeft gebouwd, precies boven de antieke podzolgroeve van Sant’Agnese.

Hierdoor ontstond reeds in de tijd van paus Symmachus (498-514) een precaire stabiliteitsituatie, zodat de paus verplicht was een steunbeer te bouwen op de westelijke overgang tussen de zijmuur en de absis.

De sporen van die interventie, bedoeld om de stabiliteitstoestand van de oude basilica te verbeteren, zijn in het complex nog te zien op de plaats waar één van de vensters, die elkaar op regelmatige afstand opvolgen in de buitenmuur van de basilica, is dichtgemetseld, precies om er die steunbeer tegenaan te kunnen bouwen.

De oorspronkelijke structuur van de muurbekleding uit de tijd van Constantijn is paradoxaal genoeg beter bewaard dan de relatief recentere toevoegingen.

De leegstand van de basilica heeft zware structurele problemen in de hand gewerkt die met de tijd nog toenamen, doch heeft het ook mogelijk gemaakt, en dit zonder al te veel beschadigingen, het geheel van het muurwerk te bestuderen, als we een uitzondering maken voor de laatste restauraties uit het midden van de twintigste eeuw.

Alle muurstructuren die sterk waren beschadigd werden geconsolideerd en gerestaureerd volgens hetzelfde principe als de hierboven beschreven interventie bij de steunbeer.

agnese_basilica (6)

De lange zuidelijke zijmuur, waartegen het Mausoleum van Constantina staat, en die van zijn bekleding was beroofd, vormde als gevolg van het eeuwenlange gebruik als steengroeve een bedreiging voor de stabiliteit van het geheel.

De funderingen ervan werden in verschillende fases versterkt en waar de bekleding volledig was verdwenen, heeft men die vervangen door nieuwe. Hierbij werden zoveel mogelijk dezelfde materialen gebruikt als die men in de Oudheid had toegepast.

Ook werden de steunberen versterkt, met bijzondere aandacht voor die aan de westelijke zijde. Het verloren gaan van zijn mechanische activiteit als gevolg van de verplettering van verticale en horizontale gedeeltes, die als gevolg hadden dat vele porties uit de kern en uit de bekleding werden gestoten, vormde een groot probleem voor de steunbeer zelf en voor de rest van het gebouw.

Omdat de funderingen ervan nog stevig waren, heeft men rondom een systeem van kleine palen in gewapend beton aangebracht, met als functie de dragende capaciteit van het terrein aan de voet van de steunbeer te verhogen, zonder te interfereren met de andere structuren.

Het inwendige van de basilica werd omgevormd tot een grasveld, met cipressen op de plaatsen waar de oorspronkelijk muur aan de noordoostelijke zijde verloren was gegaan.

De talrijke loculi, uitgehakt aan de binnenzijde van de omtrekmuur en die oorspronkelijk bedekt waren met marmeren grafplaten, werden na de consolideringwerken zichtbaar gelaten als een getuigenis.

Ook werd het terrein afdoende gedraineerd om de spiegel van het grondwater laag te houden en op die manier de muren te beschermen tegen overdreven vochtigheid. De bovendelen van het muurwerk werden tegen een overwoekering door vegetatie afgeschermd met een laag tufstenen en mortel.

Met dank aan
clublid Frans Veevaete
voor deze bijdrage