Een eeuwenlang verloren gewaand schilderij van Guido Reni (1575-1642) is vanaf dit najaar opnieuw te bewonderen in de Galleria Borghese, tenminste indien de musea in Rome ooit nog eens opnieuw de deuren openen. Kunstliefhebbers worden stilaan wanhopig in deze virustijden. Maar dat terzijde.
Het doek Danza Campestre dook in 2008 op in Londen, werd aanvankelijk toegeschreven aan andere meesters en uiteindelijk pas in 2017 erkend als een origineel werk van Reni. Nu is het schilderij voor het eerst na vele eeuwen weer terug in Rome.
Het schilderij werd lange tijd als verloren beschouwd. Waar het al die tijd is bewaard gebleven of welke omzwervingen het heeft gemaakt, valt niet meer te achterhalen.
Het doek was destijds nochtans goed bekend, want het is opgenomen in de originele inventaris van kardinaal Scipione Borghese (1577-1633), die net als paus Paulus V (1550-1621) een grote liefhebber was van het werk van Guido Reni.
De kunstenaar schilderde deze Danza Campestre omstreeks 1602, in het begin van zijn verblijf in Rome, waarna het werk meteen terechtkwam in de collectie van Scipione Borghese.
Scipione Borghese was een behoorlijk fanatieke kunstverzamelaar en een beschermer van de kunsten in het algemeen. Als lid van de familie Borghese was hij onder meer de beschermheer van de schilder Caravaggio en de kunstenaar Bernini.
Scipione Borghese (foto hieronder) gebruikte de immense rijkdom die hij als kardinaal verwierf om één van de grootste en meest indrukwekkende kunstcollecties van Europa samen te stellen.
Hij kocht op grote schaal werken van de meest vooraanstaande schilders en beeldhouwers van zijn tijd. Scipione werd daarbij gewillig geholpen door zijn zijn oom Paulus V (Camillo Borghese) die zijn relaties en invloed gebruikte om voor zijn neef kunstwerken te verwerven die hem interesseerden, maar schijnbaar onbereikbaar waren.
Scipione ontwikkelde op de Pincio-heuvel in Rome een groot landgoed met tuinen en wijngaarden (het park dat we vandaag kennen als Villa Borghese, maar dat er toen heel anders uitzag) en bouwde een palazzo om zijn enorme collectie in onder te brengen. Dat is de huidige Galleria Borghese.
Omdat het gebouw na verloop van tijd te klein werd, zou hij later ook nog de Villa Mondragone in het zuiden van Rome (toen nog gelegen op het grondgebied van Frascati, vandaag hoort het gebouw bij de gemeente Monte Porzio Catone) gebruiken om zijn alsmaar groeiende verzameling te kunnen plaatsen.
Na de renovatie van Villa Borghese in 1775 (het palazzo was sinds de zeventiende eeuw altijd een semi-openbaar museum geweest), groeide die plek dankzij de fantastische sculpturen en kunstwerken van de Borghese-collectie uit tot de huidige Galleria Borghese, één van de spectaculairste kunstmusea ter wereld.
Het gebouw zelf, met de enorme barokke plafonddecors, draagt alleen maar bij tot de monumentale nalatenschap van Scipione Borghese.
Hoewel latere generaties een aantal kunstwerken van de kardinaal wereldwijd hebben verspreid, zowel via verkoop als door diplomatieke schenkingen, vormt de verzameling van Scipione Borghese vandaag nog altijd de grote kern van het museum.
De Danza Campestre van Guido Reni werd in het verleden wellicht eveneens verkocht of weggeschonken – dat is niet meer te achterhalen – maar keert nu dus terug naar de plek waar het doek voor de eerste keer te bewonderen was.
De verwerving van Danza Campestre is het eerste belangrijke wapenfeit van Francesca Cappelletti, de nieuwe directeur van de Galleria Borghese, hoewel de procedure al veel eerder in gang werd gezet door haar voorganger Anna Coliva.
Toen het schilderij in 2008 onverwacht opdook op een antiekmarkt in Londen, legde aanvankelijk niemand de link met Guido Reni. Het werk werd toegeschreven aan een anonieme kunstenaar uit Bologna.
Dat het werk toch aan de anonimiteit werd onttrokken, is te danken aan kunsthandelaar en antiquair Patrick Matthiessen die ervan overtuigd was dat het hier ging om een originele Reni.
De man die in Londen eigenaar is van de Matthiesen Gallery, zowel een commerciële kunstgalerij als een kunstmuseum, begon aan een langdurige speurtocht die uiteindelijk duidelijk maakte dat het inderdaad een doek van Reni was en dat het bovendien oorspronkelijk deel uitmaakte van de Borghese-collectie.
De originele inventaris en de beschrijving van het schilderij door Scipione Borghese brachten absolute zekerheid. Patrick Matthiessen nam het doek in 2017 op in zijn catalogus, waarna het werd gekocht door kunstgalerij Fondoantico in Bologna.
Die presenteerde het op zijn beurt in maart vorig jaar op de bekende kunst- en antiekbeurs TEFAF in Maastricht. De Galleria Borghese aarzelde niet en kocht het schilderij voor ongeveer 800.000 euro. Op 23 december arriveerde het kunstwerk weer in Rome.
Francesca Cappelletti hoopt het schilderij dit najaar te kunnen presenteren aan het publiek, samen met een aantal andere werken uit dezelfde periode. Dit om het werk van Guido Reni in de juiste context te kunnen plaatsen, maar vooral om de kunstenaar te herontdekken. Al te vaak wordt Reni door het grote publiek nog steeds beschouwd als een classicus en academicus, met een niet zo gevarieerd oeuvre.
Wie het werk van Reni bestudeert merkt echter al gauw de buitengewone expressieve manier waarop hij personages op het doek tot leven weet te brengen. Het talent van Guido Reni is vaak onderschat. Guido Reni was pas 27 toen hij de Danza Campestre schilderde, maar zelfs toen al zag een kenner als Scipione Borghese het grote potentieel en het talent van de jonge kunstenaar.
Na de dood van Annibale Carracci (1560-1609) beschouwde de kardinaal Guido Reni als de belangrijkste schilder die op dat moment in Rome aanwezig was. Caravaggio was toen al (in 1606) gevlucht uit Rome.
Het heuvelachtige landschap, het decor waarin onze personages zich bevinden, is bezaaid met een kasteeltje, boerderijen, een kerkje en een kleine burcht. Een kring van netjes geklede mensen, met de vrouwen zittend op banken, terwijl de mannen, waarvan er verschillende gewapend zijn met musketten of vuurroeren (klaar voor een jachtpartij?) lijken te waken over de sereniteit van het moment.
Het schilderij roept een aantal vragen op. De edelste dame, of alleszins degene met de meeste durf, staat in het midden van de open ruimte en lijkt een dans te hebben gegeven aan een jongeman in een wat meer bescheiden kostuum die haar hand vastpakt met zijn rechterhand, terwijl zij in de andere nog haar verfrommelde hoed vasthoudt, zodat de scène halverwege tussen smeekbede en dans blijft hangen.
De violist, die haast smekend naar het paar kijkt, lijkt aan te dringen op de tweede optie. Hij zit duidelijk te wachten om een deuntje te spelen. Een andere muzikant heeft zijn conclusies al getrokken. Hij houdt zijn luit nog vast, maar staat op het punt eerst een flinke slok te nemen uit een fles wijn die hij lekker koel bewaart in een stromend riviertje.
Vlak naast hem slaapt iemand, het hoofd op de armen, leunend tegen een houten bank, wellicht al dronken. De fles ernaast is een stille getuige en lijkt dat te suggereren.
Een jongedame pronkt met haar onverschilligheid, het hoofd op haar arm en ostentatief wegkijkend van het bijna dansende koppel, net alsof het haar allemaal niet interesseert. Vandaag zou ze een mooie horloge hebben gedragen; ze had er dan zeker op gekeken.
Vreemd, want bijna alle anderen kijken nieuwsgierig toe naar wat er gaat gebeuren. Is zij jaloers? Ongeduldig? Verveelt ze zich? Is het gezelschap haar te min? Alleen de grootmoeders doen normale dingen: die houden zich noodgedwongen met de jongste van het gezelschap bezig.
Het hele groepje mensen is een beetje vreemd, een allegaartje van verschillende sociale klassen die terechtgekomen zijn op een dansfeestje op het platteland. Sommigen lijken zelfs wat verlegen of voelen zich een beetje ongemakkelijk.
Misschien is er een eenvoudige uitleg voor wat we hier allemaal zien. De vele mannen, de zogenaamde jagers, vormen misschien het escorte van een groep edele dames of een voornaam gezelschap. Ze zitten allemaal aan de linkerzijde van het schilderij.
Ze waren wellicht op daguitstap, eventjes buurten in een ander kasteel, en botsten op een vrolijke bende dorpelingen. Op aandringen van één van de dames (de danskandidate?) hield het gezelschap een tijdje halt, vastbesloten om even mee te genieten van de zorgeloze en argeloze pret en het eenvoudige leven op het platteland.
Eén opmerkelijk detail springt letterlijk in het oog. Volgens de toen wijdverbreide smaak voor trompe l’oeil worden twee vliegen afgebeeld op het doek, net alsof ze de toeschouwer willen aansporen ze met de hand even weg te jagen. Op een foto zijn de vliegjes moeilijk te zien, maar het is op een fantastische manier gedaan. Zoek ernaar als je dit doek in de toekomst eens in het echt kan zien.
GUIDO RENI – ACHTERGROND
De schilder, tekenaar en etser Guido Reni werd geboren op 4 november 1575 in Calvenzano di Vergato, nabij Bologna. Hij kreeg zijn vorming in het atelier van de Antwerpse schilder Denijs Calvaert (1540-1691) die een groot deel van zijn leven in Bologna woonde en werkte.
Calvaert runde eigenlijk een soort schilderacademie, waar hij een honderdtal leerlingen had verzameld. Behalve Guido Reni werden ook Francesco Albani (1578-1660) en Domenichino (1581- 1641) door de Vlaming Calvaert gevormd.
Na de dood van Calvaert werkte Reni een tijd in het atelier van de gebroeders Carracci en trok omstreeks 1601 voor het eerst naar Rome. Daar raakte hij al snel in de gunst van kardinaal Scipione Borghese, die altijd oog had voor jonge, beloftevolle kunstenaars.
Guido Reni maakte snel naam met zijn barokke fresco’s, onder andere in de San Gregorio Magno (1608-1610) en met zijn beroemde Aurora (1613-1614) in het Palazzo Rospigliosi Pallavicini. Dit laatste werk zou de bewondering van generaties toekomstige kunstenaars afdwingen.
In 1616 vestigde Guido Reni zich definitief in Bologna. Zijn meesterschap over coloriet en stofuitdrukking, evenals zijn gevoelige tekenwijze, blijkt uit zijn grote altaarstukken en doeken zoals Kindermoord in Bethlehem (1611) en Samson als overwinnaar (1611), beiden te zien in de Pinacoteca in Bologna.
Reni was bovendien een voortreffelijk portrettist. Zijn werk werd na 1616 strenger classicistisch, met een zilverig schijnsel van een koeler palet. Na 1630, tegen het einde van zijn leven, hanteerde hij een stijl die men ‘onaf’ zou kunnen noemen, schetsmatig en met een naar abstractie neigende monochromie. Hij overleed op 18 augustus 1642.
Het gebeurt wel vaker, maar toch zijn er maar weinig schilders in de kunstgeschiedenis die zo razendsnel tot de toppen van de roem zijn opgeklommen en later weer een tijdlang behoorlijk diep zijn gezonken.
Tot ruim een eeuw na zijn dood waren kenners het erover eens dat Guido Reni zijn inspiratie aan engelen moest hebben ontleend. Men was er van overtuigd dat indien Rome plots van de aardbol zou verdwijnen, alleen het verlies van Rafaël en Guido Reni betreurd zou worden. Bernini vond dat hij ‘beelden uit het paradijs’ schilderde.
In 1601 of 1602 arriveerde Reni, net als Giovanni Lanfranco (1582-1647) en Domenichino, in Rome en ondergaat daar gedurende korte tijd de invloed van Caravaggio, maar weldra werd Rafaël de grote inspiratiebron voor de stijl van de jonge meester.
In Reni’s oeuvre vindt men dan soms ook een soort religieuze sentimentaliteit terug die een combinatie is van Caravaggio en Carracci. Na de dood van Carracci werd Reni zowel in Rome als in Bologna de belangrijkste schilder. Hij leidde een groot en vruchtbaar atelier, waaruit (vooral) religieuze werken over heel Europa werden verspreid.
Omdat Reni er telkens opnieuw in slaagde mooie en engelachtige vrouwenfiguren te schilderen, zond zijn collega Il Guercino (1591-1666) een van zijn dienaars naar Reni om te zien op welk prachtig model hij zich baseerde. Dat moest immers een fantastische vrouw zijn.
Reni riep een van zijn helpers bij zich en liet hem poseren. Reni schilderde daarop een van zijn mooiste vrouwenfiguren, wendde zich tot de verbaasde dienaar en beval hem tegen Guercino te zeggen dat de ware schoonheid in het hoofd van de kunstenaar zit.
Zelfportret (circa 1635)
Jaloerse concurrenten van Reni verspreidden het verhaal dat de schilder ooit door zijn medewerkers een zwerver had laten oppakken en hem aan het kruis nagelde opdat de meester de doodstrijd realistisch zou kunnen uitbeelden.
Van zichzelf beweerde Reni dat hij zijn leven lang maagd was gebleven, maar hij was wel gekend als een fanatieke gokker. Van Guido Reni werden ongeveer 250 werken en zowat 500 tekeningen gecatalogeerd.
Nadat Reni eeuwenlang werd beschouwd als de beste schilder na Rafaël, schreef de zelf niet onbesproken maar invloedrijke Britse kunstcriticus John Ruskin (1819-1900) hem in zijn essay ‘Modern painters’ (1846) naar de verdoemenis. Kunst moest volgens Ruskin in de eerste plaats waarheidsgetrouw zijn aan de natuur.
In 1877 werd Ruskin door de Amerikaanse schilder Whistler aangeklaagd wegens smaad, toen hij één van diens werken omschreef als “een uitgegoten pot verf”. Ruskin verloor het proces, moest een schadevergoeding betalen en nam ontslag als professor aan de Universiteit van Oxford.
Zijn commentaar over Guido Reni bleef echter lang hangen. Jaren later verklaarde de Amerikaanse verzamelaar en kunsthistoricus Bernard Berenson (1865 1959) nog steeds “dat wij ons van Reni afkeren met een onuitsprekelijke afschuw”.
Berenson was één van de eerste kunsthistorici die zich volledig had toegelegd op de bestudering van schilderijen uit de Italiaanse Renaissance. Hij werkte als adviseur voor particuliere kunstverzamelaars en gaf daarnaast vaak advies aan invloedrijke kunsthandelaars.
Waaraan Guido Reni het had verdiend om zo afgekraakt te worden is nooit duidelijk geworden. Feit is dat het werk van Reni, die er trots op was “gezichten te kunnen schilderen met hun ogen op honderd verschillende manieren ten hemel geheven”, door latere generaties plots een hele tijd niet meer naar waarde is geschat. Vandaag is dat weer helemaal anders.
De aankomst en de voorstelling van het schilderij in de Galleria Borghese door Francesca Cappelletti kan je bekijken in dit filmpje (6,5 minuut, Italiaans)