De kleuren van de oudheid

Het ‘witwassen van de Oudheid’, zo kan men het ‘vervalsingsproces’ noemen dat Griekse en Romeinse sculpturen in de loop der tijden ondergaan hebben. Wij denken altijd dat klassieke beelden blank en marmerwit waren. Dat is fout. Ze waren integendeel bontgekleurd en kitscherig bijgeschilderd. Blanke, witmarmeren torso’s stroken met onze opvatting over de klassieke Oudheid. Maar wij zijn het slachtoffer van onze ‘kijkgewoonten’. Sedert de ophemeling van de klassieke Oudheid in de Renaissance werd de polychromie van de Grieks-Romeinse beelden verdonkeremaand, of gewoonweg verwijderd. Michelangelo en later Antonio Canova beitelden onbevlekt witte schoonheden. Ook het modernisme verketterde elke vorm van bonte beschildering.

Nochtans bewezen opgravingen van het einde van de achttiende en het begin van de negentiende eeuw dat de bovengehaalde beelden uit de Oudheid sporen van verf vertoonden. Slechts zeer geleidelijk begon het wetenschappelijk onderzoek naar die beschildering. Vooral in de glyptotheek van het Museum in München nam kritische research een aanvang. Daar werd een in 1811 opgedolven tempel van het eiland Aegina tentoongesteld. Uit onderzoek blijkt dat beelden vaak helemaal beschilderd werden. Of zelfs met goud belegd, zoals het Apollobeeld in het Museum van Kassel.

Ook de beelden en versieringen op de tempels figureerden tegen een hemelsblauwe achtergrond. De klassieke oudheid was dus allesbehalve stil en sereen. In het mediterrane zonlicht moet dat een verblindend zicht zijn geweest: het Parthenon in Athene in azurietblauw, malachietgroen, oker- en vermiljoenrood. Ook prachtige zuilen, zoals deze van Marcus Aurelius en Trajanus in Rome, moeten een lust voor het oog zijn geweest. Een stripverhaal uit de oudheid als het ware. Voor huidskleur werd vaak hematiet, ijzeroxide, gebruikt dat voor een vrouwenhuid met loodwit werd bijgewerkt.

Loodwit is overigens niet bepaald een gezond product. Arseen als kleurstof was dat ook niet: de steen waaruit felgele kleurstof werd gemalen was zo giftig dat enkel ter dood veroordeelden het basismateriaal mochten verpulveren. Na de kleuring kregen de beelden een nabehandeling met politoer, waardoor ze nog meer glans kregen en de verf ook beter behouden bleef. Op sommige beelden en vazen, zoals de askisten uit de veelkleurige graven in Etrurië en de snoepkleurige barokke grafgiften van de ‘nouveaux riches’ uit Canosa in Puglia, zijn nog verfresten bewaard.

Maar soms is het gewoon raden naar de oorspronkelijke kleur. Charles Garnier, de megalomane bedenker van de negentiende-eeuwse Opéra de Paris, had de tempel van Aegina bestudeerd. Hij liet bij een reconstructie zijn fantasie de vrije loop. Er zijn nog altijd felle wetenschappelijke discussies: hoever kan men gaan in kleurreconstructie? De Duitse archeoloog Vizenz Brinkman deed vanaf de jaren ’80 van de vorige eeuw degelijk onderzoek naar het kleurgebruik bij diverse antieke beelden.

Plaats een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.