De buitenzijde van de Sint-Pietersbasiliek

De Sint-Pietersbasiliek werd door de Nederlandse schrijver en dichter Bertus Aafjes (1914-1993) in 1946 omschreven als de “marmeren schaapstal van Petrus”. De basiliek maakt bij felle zon een wat matte indruk en vertoont ondanks alle grootsheid toch een aantal minpunten. Het fronton is te klein, de beelden van Christus, Johannes de Doper en de apostelen staan te veel op een rijtje en de verhouding tussen de breedte en de hoogte van de gevel werkt onbevredigend.

Aan het begin van de zeventiende eeuw kreeg Carlo Maderno van Paulus V (1605-1621) de opdracht voor de bouw van de gevel, een project waarover we eerder al vertelden. Het resultaat is 114,7 m breed en 45,5 m hoog met bovenaan 13 beelden. Maderno trachtte toch iets van het ontwerp van Michelangelo te volgen door gebruik te maken van vier pijlers en acht Korinthische zuilen, 27 m hoog en 2,65 m doormeter.

Zoals eerder verteld kreeg Maderno veel kritiek, vooral omdat zijn gevel en het verlengde schip het zicht op de koepel dramatisch hindert vanaf het plein. Maderno had natuurlijk niet de vrije hand en is slechts verantwoordelijk voor het middelste gedeelte van de huidige gevel, zonder de hoektraveeën waarin telkens een hoge poort werd uitgespaard.

Deze uiterste delen, waarvan het rechter deel werd toegevoegd om het pauselijk paleis te verbinden met de basiliek (het linker was nodig om de symmetrie te herstellen) wilde zijn opdrachtgever Paulus V gebruiken als de onderste verdieping van twee torens die bij de dood van de paus in 1621 niet voltooid waren. Daardoor werd de gevel uiteraard veel breder dan oorspronkelijk voorzien.

Maar men bleef volharden in de boosheid, want in 1637 aanvaardde Urbanus VIII Bernini’s plan om de torens af te werken, en wel veel hoger dan oorspronkelijk gepland door Paulus V. Eén van die torens werd ook gebouwd, maar toen de draagmuren het dreigden te begeven moest hij weer snel worden afgebroken. Zodoende bleven enkel de twee onderstukken van de torens staan, de nutteloosheid is frappant.

Maderno verdeelde de gevel door zuilen en pijlers, verschillende vensters, ingangen en balkons. Naar het oordeel van de Zwitserse cultuur- en kunsthistoricus Jacob Burckhardt (1818-1897) creëerde hij ‘een kolossale decoratie waarvan de delen op alle mogelijke manieren voor- en achterwaarts, naar binnen en naar buiten steken, zonder reden en oorzaak’.

Onder het linker uurwerk bevindt zich de grote bronzen klok van de Sint-Pietersbasiliek. Ze heeft een doorsnede van 2,50 m, is 2,60 m hoog en weegt 20 ton. Deze klok wordt enkel geluid met Kerstmis en met Pasen, wanneer de paus vanaf de middenloggia zijn zegen ‘Urbi et Orbi’ geeft, en natuurlijk ook op 29 juni, het feest van Petrus en Paulus. De overige, niet zichtbare klokken hebben een weinig indrukwekkende galm, de code waarmee ze het uur aanduiden is een raadsel dat niet meteen valt op te lossen.

De engelen en het wapen van de paus rond de uurwerken zijn het werk van Nicolas Cordier (1567-1612). Geboren in Lorraine (Frankrijk), werd hij in Italië ‘Il Franciosino’ of Niccolò Cordieri genoemd. Zijn mooiste werk vinden we in de Sant’ Agnese buiten de muren (Sant’Agnese fuori le mura), herinner je ook een heilige Sebastiaan van zijn hand in de Santa Maria sopra Minerva.

Achter de vijf vensters van het middendeel van de gevel ligt de kroningszaal, het middelste venster dat benadrukt wordt door het fronton hoort bij de bekende zegeningsloggia. Slechts 38 van de 268 door de Katholieke Kerk erkende pausen gaven vanaf dit balkon hun eerste apostolische zegen. Van hieruit wordt ook de verkiezing van een nieuwe paus verkondigd en wordt zijn naam bekend gemaakt met de woorden ‘annuntio vobis gaudium magnum, habemus papam’.

Daaronder ligt de open voorhal of portiek met afwisselend hoge rechthoekige en lage ronde poorten waarbij aan het ritme van de vensters op de bovenverdieping werd vastgehouden. Onder de middenvenster van de loggia zien we een marmeren basreliëf dat Christus toont die de sleutels aan Petrus geeft met het opschrift ‘pasce agnos, pasce oves’. Het fronton bevindt zich wat ongelukkig voor de middelste vensters van de weinig aantrekkelijke bovenliggende attiek. De zuilen zijn met de muur verbonden, het werd dus geen porticus zoals Michelangelo had voorzien met vrijstaande zuilen zoals bij het Pantheon. De vier middelste zuilen komen met het fronton enigszins naar voren.

Over de gehele gevelbreedte van de nieuwe basiliek liet Paulus V zich naar antieke traditie (Damasus (366-384) was de eerste paus die deze gewoonte instelde) vereeuwigen in de tekst: ‘In Honorem Principis Apost. Paulus V Burghesius Romanus Pont. Max. Anno M DCXII – Pont. VII’, dus ter ere van de prins der apostelen – Paulus V Borghese paus van Rome 1612 – het zevende jaar van zijn pontificaat. De letters zijn 2 m hoog, de tekst zelf laat in het midden of nu Petrus dan wel Paulus V de prins der apostelen is. Het sprekende beeld Pasquino zag het zo: ‘Angelus est Petri, Pauli frons tota’, er is een hoekje voor Petrus, het hele front is voor Paulus, de Borghese-paus was inderdaad enkel betrokken bij de bouw van de gevel.

De storende attiek net boven de tekst is stuntelig versierd. Er boven staan de genoemde beelden van Christus en de apostelen die door leerlingen van Bernini werden uitgevoerd; ze zijn 5,7 m hoog en aan de achterzijde niet afgewerkt. In het midden staat Christus, links van hem Johannes de Doper, en verder elf van de twaalf apostelen. Judas Iskariot, de verrader van Christus ontbreekt, maar werd als apostel vervangen door Matthias, de meest rechtse figuur met de metalen zaag. Ook Petrus ontbreekt omdat de hele basiliek aan hem gewijd is. Het niveau van het dakterras met de grote beelden kan per lift bereikt worden, maar om de top van de koepel te bereiken moet men daarna nog 320 soms lastige treden trotseren.

Links van het grote centrale trappencomplex dat naar de hoofdingang van de basiliek leidt staat een groot negentiende-eeuws beeld van Petrus met sleutel en rechts van het trappencomplex een even groot beeld van Paulus met zwaard, het zijn werken van Adamo Tadolini (1788-1868). Deze twee beelden waren oorspronkelijk bedoeld voor de na de brand van 1823 heropgebouwde Sint-Paulus buiten de muren, maar Pius IX gaf er de voorkeur aan ze hier te plaatsen. Ze vervangen sinds 1847 kleinere beelden uit 1461. Beide beelden herinneren ons de tekst uit ‘Romeinen’ waar Petrus zegt: ‘Hier wordt het geloof gemaakt’, waarop Paulus repliceert: ‘En daarbuiten gelooft men het.’

Omdat noch op de colonnade, noch op de gevel een beeld van Maria stond, heeft Johannes Paulus II na de aanslag op zijn leven op woensdag 13 mei 1981, een mozaïek van Maria laten aanbrengen op de smalle zijde van het pauselijk paleis rechts van de basiliek. Het is 2,3 m hoog en 1,3 m breed en werd vervaardigd door het mozaïekatelier dat gelegen is in de Vaticaanse tuinen en in 1727 door Benedictus XIII werd opgericht. De Maria-figuur zelf is een kopie van de ‘Virgina della Colonne’ die zich op een zuil van de oude Sint-Pietersbasiliek bevond en nu te zien is op het einde van de linkerbeuk van de Sint Pietersbasiliek, links van het altaar van Leo I de Grote.

Plaats een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.